ECLI:NL:RBSGR:2004:AQ9884

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
755124-03
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegale invoer en verkoop van gevaarlijk vuurwerk met bijkomende wapenbezit

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage zich gebogen over de verdachte die samen met een ander vanuit België een aanzienlijke hoeveelheid vuurwerk heeft ingevoerd. Dit vuurwerk voldeed niet aan de Nederlandse veiligheidsvoorschriften en was gevaarlijk van aard door zijn grote vuurkracht en omvang. De verdachte heeft dit vuurwerk vervolgens verkocht aan particulieren, die niet over de vereiste professionele kennis beschikten om het veilig op te slaan en af te steken. Hierdoor heeft de verdachte een onaanvaardbaar risico gecreëerd voor de veiligheid van deze personen en hun omgeving. De rechtbank wijst op de recente gebeurtenissen in Enschede en de constante waarschuwingen van de overheid over de gevaren van vuurwerk, waar de verdachte zich kennelijk niet van heeft laten weerhouden, gedreven door winstbejag.

Daarnaast heeft de verdachte ook een vuurwapen en munitie in zijn bezit gehad, wat bijdraagt aan de onveiligheid in de samenleving. De rechtbank heeft rekening gehouden met een uittreksel van het Justitieel Documentatieregister, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dit heeft de rechtbank doen besluiten dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden passend is, met een voorwaardelijk deel van vijf maanden en een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is voor de onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten, die onder verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en andere relevante wetgeving vallen. De uitspraak is gedaan op 7 september 2004.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE ECONOMISCHE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/755124-03
's-Gravenhage, 7 september 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[ ] [verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
[adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 23 maart 2004 en 24 augustus 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.R.J. Moesbergen, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. L.M.E. van der Wees heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem onder 1, 2 en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft met een ander gedurende een achttal maanden vanuit België een grote hoeveelheid vuurwerk ingevoerd, dat niet voldeed aan de Nederlandse voorschriften. Dit vuurwerk was door zijn grote vuurkracht en omvang gevaarlijk van aard en niet voorzien van een duidelijke gebruiksaanwijzing. Vervolgens verkocht verdachte dit vuurwerk aan particulieren. Door illegaal en gevaarlijk vuurwerk te verspreiden onder personen, die de vereiste professionele kennis ontbeerden om het op veilige wijze op te slaan en af te steken, heeft verdachte een onaanvaardbaar risico in het leven geroepen voor de veiligheid van deze personen en hun omgeving. Van dit risico moet hij, gelet op hetgeen zich recent in Enschede heeft voltrokken en de jaarlijkse berichtgeving van overheidswege over het gevaar van vuurwerk in het algemeen, als elk ander op de hoogte zijn geweest. Verdachte is hier uit winstbejag aan voorbij gegaan. Dat er geen ongelukken zijn gebeurd ten gevolge van door hem ingevoerd en verhandeld vuurwerk, is een gelukkig omstandigheid, die niet aan verdachte te danken valt.
Voorts heeft verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving mee en is gevaarlijk voor iedere burger die met het gebruik daarvan zou kunnen worden geconfronteerd. Wapenbezit moet daarom krachtig worden bestreden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel van het Justitieel Documentatieregister van 20 januari 2004, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden om opnieuw in de fout te gaan.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de navolgende duur passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
- 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen;
- 1.2.1, 1.2.2 en 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit;
- 5 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
t.a.v. feit 1:
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 2:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot vijf (5) niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 14 december 2003,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 17 december 2003,
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van : 24 mei 2004;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. C.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
P.C. Krekel en M.A.J van de Kar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Berger, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 september 2004.