ECLI:NL:RBSGR:2004:AQ7388
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid bezwaar en beroep in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 augustus 2004, staat de ontvankelijkheid van het bezwaar en beroep van eiseressen centraal. Eiseres sub 1, de werkgeefster, had op 4 juli 2002 een tewerkstellingsvergunning aangevraagd voor eiseres sub 2, de werkneemster, maar deze aanvraag werd op 17 januari 2003 afgewezen. Eiseressen stelden dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard door verweerder, de Raad van bestuur van de Centrale organisatie werk en inkomen. De rechtbank oordeelt dat het bezwaarschrift, dat op 18 februari 2003 was ingediend, uitsluitend door of namens eiseres sub 2 was ingediend, en dat eiseres sub 1 geen bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit. Dit betekent dat eiseres sub 2 niet als belanghebbende kan worden beschouwd, omdat zij niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank bevestigt dat de werkgeefster in haar beroep ontvankelijk is, maar dat het bezwaar van de werkneemster terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank verklaart beide beroepen ongegrond en stelt dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.