RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer : 09.037.482/03
's-Gravenhage, 29 april 2004.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 april 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. J.I. Echteld, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. M.R.B. Mos heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1.primair telastgelegde feit wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van de hem bij dagvaarding onder 1.subsidiair, 2., 3. en 4. telastgelegde feiten wordt veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1.primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1.subsidiair, 2., 3. en 4. vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft in een toestand waarin hij onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde en heeft nagelaten om zijn voorgeschreven medicatie in te nemen zijn vriendin getracht te verwurgen en haar ernstig mishandeld. In hetzelfde weekend heeft verdachte deze vriendin telefonisch ernstig bedreigd. Tevens heeft verdachte twee agenten verbaal bedreigd en één van hen een fiets toegeworpen, waarbij het niet aan verdachte te danken is dat hierbij geen ernstig letsel voor deze agent is ontstaan.
De rechtbank verwijt verdachte dan ook dat hij buitensporig agressief heeft gereageerd op, in eerste instantie, zijn partner en vervolgens op de agenten die haar te hulp kwamen. Dat verdachte hiertoe is gekomen onder invloed van alcohol en door het niet innemen van zijn medicijnen, vormt hiervoor geen excuus.
De rechtbank heeft voorts gelet op de inhoud van het rapport van 15 december 2004, van
drs K. Kasi, psychiater. De gedragsdeskundige komt tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van stoornissen in de impulsbeleving en een persoonlijkheidsstoornis en een lichte zwakzinnigheid en dat voorts sprake is van fors alcoholgebruik en slechte medicatietrouw bij perioden. Ten tijde van de feiten was bij verdachte sprake van een psychiatrische symptomatologie waardoor de feiten in verminderde mate aan hem zijn toe te rekenen.
De gedragsdeskundige acht een verplichte behandeling van de alcoholproblematiek geïndiceerd en adviseert tot oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit de inhoud van het reclasseringsrapport van psycho-medisch centrum Parnassia van
24 november 2003 komt naar voren dat verdachte geschikt is tot het verrichten van een taakstraf, terwijl uit de mededeling van de officier van justitie ter terechtzitting deze reclasseringinstelling desgevraagd heeft aangegeven bereid te zijn tot begeleiding van verdachte bij zijn alcoholprobleem.
De rechtbank zal derhalve beslissen tot oplegging van een taakstraf alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur alsmede reclasseringstoezicht.
De rechtbank ziet evenwel geen aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde, niet nader gemotiveerde (maximale) proeftijd van 3 jaar aan verdachte op te leggen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45, 57, 285, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 1.primair telastgelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1.subsidiair, 2., 3. en 4. telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van het onder 1.subsidiair bewezenverklaarde feit :
poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van de onder 2. en onder 4. bewezenverklaarde feiten :
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 3. bewezenverklaarde feit :
poging tot zware mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 240 uren;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uur per dag, zodat 234 uren resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 117 dagen;
in verzekering gesteld op : 24 augustus 2003,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 27 augustus 2003,
welke voorlopige hechtenis werd opgeschort met ingang van : 27 augustus 2003,
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, i.c. de sector justitiële verslavingszorg van psycho-medisch centrum Parnassia te Leiden, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs D.J.C. van den Broek, voorzitter,
M. Dam en A.R. Hartmann, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Wagter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 april 2004.