ECLI:NL:RBSGR:2004:AQ5697
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en de rol van gemachtigde in de voornemenprocedure
In deze zaak heeft eiser, geboren in 1977 en van Beninse nationaliteit, een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend op 21 oktober 2001. De aanvraag werd afgewezen bij beschikking van 3 juni 2002. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 21 juni 2004 ter zitting is behandeld. Eiser was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. E. Maalsen, advocaat te Wageningen. De rechtbank heeft zich in deze procedure gebogen over de vraag of de afwijzing van de aanvraag zorgvuldig is voorbereid en of de kennisgeving van het voornemen tot afwijzing op de juiste wijze heeft plaatsgevonden.
De rechtbank oordeelt dat verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, in strijd heeft gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht door de kennisgeving van het voornemen tot afwijzing niet ook aan de gemachtigde van eiser te sturen. De rechtbank stelt vast dat de advocaat van eiser, mr. E.A. Welling, op 5 april 2002 correcties en aanvullingen op het rapport van nader gehoor heeft ingediend, welke door verweerder op 11 april 2002 zijn ontvangen. De rechtbank concludeert dat er geen wettelijke eis bestaat voor een uitdrukkelijke gemachtigde-stelling in deze fase van de procedure, en dat het op de weg van verweerder had gelegen om duidelijkheid te verschaffen over de rol van de advocaat.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking van 3 juni 2002 en draagt verweerder op een nieuwe beschikking te geven met inachtneming van deze uitspraak. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser ter hoogte van € 644,00. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen vier weken na verzending van de uitspraak.