ECLI:NL:RBSGR:2004:AQ5690

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/81899
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buitenbehandelingstelling aanvraag verblijfsvergunning wegens niet-betaling leges

In deze zaak gaat het om een beroep van eiseres, A, geboren in 1979 met Turkse nationaliteit, tegen de beslissing van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie om haar aanvraag voor een verblijfsvergunning buiten behandeling te stellen. Eiseres had op 21 februari 2002 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 29 mei 2002 buiten behandeling gesteld omdat zij het legesbedrag niet had voldaan. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar dit werd op 1 oktober 2002 ongegrond verklaard. In beroep stelde eiseres dat de acceptgiro's voor de leges mogelijk naar een verkeerd adres waren gestuurd. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had aangetoond dat de acceptgiro's daadwerkelijk naar het juiste adres waren verzonden, aangezien de gevraagde afschriften van de verzonden brieven ontbraken. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder niet dat eiseres te laat was met het aanvoeren van deze stelling, omdat deze direct verband hield met de beslissing op bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de eerdere beschikking en droeg verweerder op een nieuwe beslissing te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak werd gedaan op 21 juni 2004.

Uitspraak

RECHTBANK te ‘s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
sector vreemdelingenrecht
regnr.: Awb 02/81899
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...] 1979,
van Turkse nationaliteit,
IND dossiernummer 0003.27.4070,
gemachtigde: mr. L.M. Straver, advocaat te Utrecht,
eiseres;
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. D. Stevens, ambtenaar ten departemente,
verweerder.
1 Procesverloop
1.1 Op 21 februari 2002 heeft eiseres een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder beperking “verrichten van arbeid in loondienst” ingediend. Bij beschikking van 29 mei 2002 heeft de korpschef van de politieregio Utrecht namens verweerder de aanvraag buiten behandeling gesteld met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij brief van 21 juni 2002 is daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft dit bezwaar bij beschikking van 1 oktober 2002 ongegrond verklaard. Bij brief van 28 oktober 2002 is daartegen beroep ingesteld.
1.2 Het beroep is ter zitting van 25 mei 2004 behandeld. Eiseres noch haar gemachtigde zijn daarbij verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 Toetsingskader
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
3 Standpunten
3.1 Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard, omdat eiseres ten tijde van de beslissing op de aanvraag het legesbedrag niet heeft voldaan. Dat eiseres ná deze beslissing het legesbedrag wel heeft voldaan leidt niet tot een ander oordeel nu de beslissing op het bezwaarschrift enkel ziet op de vraag of de aanvraag op juiste gronden buiten behandeling is gesteld.
3.2 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij de indruk heeft dat de vreemdelingendienst de acceptgiro voor betaling van het legesbedrag naar het verkeerde adres heeft gestuurd. Voorts dient verweerder het betaalde legesbedrag wel mee te nemen in zijn volledige heroverweging in bezwaar.
4 Overwegingen
4.1 Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, Awb kan het bestuursorgaan, indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door de het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.
4.2 Ingevolge artikel 24, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en artikel 3.34 Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV 2000) is de vreemdeling leges verschuldigd terzake de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning. Als betaling achterwege blijft, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.
4.3 Niet is in geschil dat eiseres het legesbedrag niet heeft voldaan binnen de termijn die haar door verweerder is gesteld.
4.4 De rechtbank stelt vooreerst vast dat eiseres zich eerst in beroep op het standpunt stelt dat verweerder de acceptgiro’s wellicht naar het verkeerde adres heeft gestuurd. Verweerder heeft zich in het verweerschrift primair op het standpunt gesteld, zo heeft verweerder ter zitting toegelicht, dat eiseres deze stelling te laat naar voren heeft gebracht nu zij deze ook in bezwaar naar voren had kunnen brengen.
De rechtbank volgt verweerder hierin niet nu dit standpunt van verweerder geen steun vindt in het recht. Ook overigens vloeit niet uit de wet of enig rechtsbeginsel voort dat gronden die niet expliciet in bezwaar werden aangevoerd, vanwege die enkele omstandigheid buiten de inhoudelijke beoordeling van het beroep zouden moeten blijven. Nu de betrokken beroepsgrond direct verband houdt met datgene wat in de beslissing op bezwaar is overwogen, verweerder heeft immers overwogen dat eiseres het legesbedrag niet dan wel te laat heeft voldaan, ziet de rechtbank geen reden waarom zij niet mede op grondslag daarvan uitspraak zou kunnen doen. De rechtbank zal daarom hierna op de bedoelde beroepsgrond ingaan.
4.5 Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de acceptgiro’s zijn verzonden naar het door eiseres opgegeven adres aan de Schaepmanstraat. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat deze acceptgiro’s op 12 april 2002 en op 14 mei 2002 aan eiseres zouden zijn verzonden. Verweerder wijst voorts op de bij het verweerschrift gevoegde kopie van de incasso-opdracht en de overzichten van de betalingen van 13 mei 2002 en 25 juni 2002 waaruit blijkt dat de acceptgiro’s zijn gezonden naar het door eiseres opgegeven adres aan de [...]straat.
4.6 De rechtbank heeft verweerder verzocht haar afschriften te doen toekomen van de brieven waarmee de acceptgiro’s aan eiseres zijn gezonden. Verweerder heeft aangegeven niet aan dit verzoek te kunnen voldoen nu er geen afschriften van deze brieven bestaan. Verweerder heeft naar aanleiding hiervan opnieuw gewezen op de bij het verweerschrift gevoegde incasso-opdracht en de overzichten van betalingen.
4.7 De rechtbank overweegt dat, ofschoon uit de stukken waarnaar verweerder verwijst blijkt dat eiseres bij verweerder geregistreerd staat als woonachtig aan de [...]straat, hiermee niet is aangetoond dat de acceptgiro’s daadwerkelijk zijn verzonden naar voornoemd adres, nu verweerder de door de rechtbank gevraagde afschriften niet kan overleggen. Derhalve is niet gebleken dat aan eiseres een termijn is gesteld als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid, Awb om alsnog aan het legesvereiste te voldoen. Reeds hierom wordt geconcludeerd dat de aanvraag van eiseres ten onrechte buitenbehandeling is gesteld.
Gelet op het vorenoverwogene zal de rechtbank de overige door eisers aangevoerde gronden onbesproken laten.
4.8 Het beroep is, gelet op het vorenstaande, gegrond.
4.9 Er bestaat aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5 BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beschikking van 1 oktober 2002;
- draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 322,= onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiseres dient te voldoen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.R. Schimmel, voorzitter, en mrs. W.P.M. Elderman en R.M.H. Pennings, rechters, en in het openbaar uitgesproken door mr. H.R. Schimmel in tegenwoordigheid van drs. M.P. de Zwart als griffier op 21 juni 2004
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 21 juni 2004