ECLI:NL:RBSGR:2004:AQ4431
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- D. Elkerbout
- J. Joele
- A. van den Boom
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in cocaïne-importzaak door gebrek aan bewijs
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 juli 2004, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het verwijderen van administratieve bescheiden die betrekking hadden op een container met 3065 kilo cocaïne. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 8 en 11 maart 2004, alsmede op 5 en 7 juli 2004. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. Verheul, is op de genoemde data verschenen en gehoord. De officier van justitie, mr. De Vries, heeft gevorderd dat de verdachte terzake van de hem bij dagvaarding telastgelegde feiten zou worden vrijgesproken, maar ook een gevangenisstraf van zes maanden heeft geëist voor het meest subsidiair telastgelegde feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bescheiden die de verdachte zou hebben verwijderd, kunnen worden aangemerkt als sporen van het misdrijf van cocaïne-import, zoals bedoeld in artikel 189 van het Wetboek van Strafrecht. Echter, de rechtbank oordeelt dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat deze bescheiden zich op enig moment in de boekhouding van de verdachte hebben bevonden. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die deze bescheiden heeft verwijderd. De huiszoeking, waarbij is vastgesteld dat de bescheiden niet in de administratie aanwezig waren, vond plaats op 14 augustus 2002, wat betekent dat de stukken tussen 2 en 14 augustus zoekgemaakt kunnen zijn.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van alle telastgelegde feiten. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen, en spreekt hem vrij van de beschuldigingen.