ECLI:NL:RBSGR:2004:AQ3770

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 04/651
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op Europees octrooi en toewijzing van inbreukverbod in kort geding

In deze zaak vorderde Bakker Hydraulic B.V., houdster van het Europees octrooi nr. 0 348 101, dat JKB Transport B.V. zou worden verboden inbreuk te maken op haar octrooi in de landen waarvoor dat octrooi is gedesigneerd, met uitzondering van Engeland. Het octrooi betreft een Pincer Grab (Knijperbak) en is vooronderzocht, waarbij geen oppositie meer openstaat. In kort geding dient voorshands te worden uitgegaan van de geldigheid van het octrooi, tenzij er een gerede kans is dat het octrooi niet zal overleven in een nietigheidsprocedure. De rechtbank oordeelde dat deze situatie zich hier niet voordeed, aangezien gedaagde niet had gesteld dat er een nietigheidsprocedure aanhangig was of zou worden. De rechtbank wees het inbreukverbod toe, maar beperkte dit tot Nederland en België, omdat de onderbouwing voor andere landen ontbrak. De vordering in de bodemzaak moest binnen zes maanden worden ingediend. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rolnummer KG 04/651
Datum vonnis: 20 juli 2004
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector Civiel Recht • Voorzieningenrechter
VONNIS IN KORT GEDING
gewezen in de zaak rolnummer KG 04/651
van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAKKER HYDRAULIC B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Elst,
eiseres,
procureur: mr. M.A.A. van Wijngaarden,
tegen:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JKB TRANSPORT B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Budel,
gedaagde,
procureur: mr. G.L. Kooy.
Overwegingen ten aanzien van het verloop van het geding:
Eiseres heeft gedaagde doen dagvaarden om te verschijnen ter terechtzitting in kort geding van 29 juni 2004.
Ter zitting heeft de procureur van eiseres de vordering toegelicht aan de hand van pleitnotities en producties. Gedaagde heeft verweer gevoerd bij monde van haar raadsman, die daarbij eveneens een pleitnota met producties heeft gehanteerd.
Vervolgens hebben partijen vonnis gevraagd onder overlegging van de stukken, de pleitnota's daaronder begrepen.
Overwegingen ten aanzien van het recht:
De feiten
1. In dit kort geding kan van de volgende feiten worden uitgegaan:
a. Eiseres is houdster van het Europees octrooi nr. 0 348 101, waarvan de verlening is gepubliceerd op 31 augustus 1994. Het octrooi heeft betrekking op een Pincer Grab (Knijperbak) en telt twee conclusies.
b. Gedaagde biedt, onder meer op haar internetsite, een product aan onder de naam "open schaalgrijper".
De vordering, de grondslag daarvoor en het verweer
2. Eiseres vordert (samengevat) dat gedaagde zal worden verboden inbreuk te maken op haar octrooi in de landen waarvoor dat octrooi is gedesigneerd, met uitzondering van Engeland, met nevenvordering.
3. Aan die vordering legt eiseres de stelling ten grondslag dat de door gedaagde aangeboden open schaalgrijper inbreuk maakt op beide conclusies van het octrooi.
4. Gedaagde heeft tegen de vordering van eiseres gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voorzover van belang, in het onderstaande nader worden ingegaan.
Beoordeling van het geschil
5. Gedaagde heeft ter terechtzitting te kennen gegeven niet te betwisten dat de door haar aangeboden open schaalgrijper voldoet aan beide conclusie van het octrooi. Daarmee staat de door eiseres gestelde inbreuk in beginsel vast.
6. Gedaagde betoogt evenwel dat de vordering van eiseres niettemin behoort te worden afgewezen op de grond "dat het octrooi nietig is". Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
7. Het gaat hier om een vooronderzocht Europees octrooi, waartegen geen oppositie meer openstaat. In het kader van een kort geding dient in een dergelijk geval voorshands te worden uitgegaan van de geldigheid van het octrooi.
8. Dat neemt niet weg dat ook dan een inbreukvordering in kort geding kan stranden, met name als duidelijk wordt dat er een gerede kans is dat het octrooi een aanhangige of aanhangig te maken nietigheidsprocedure niet zal overleven. Voor zover gedaagde dit laatste al geacht kan worden te hebben gesteld, wordt geoordeeld dat die situatie zich ten deze niet voordoet. Gedaagde heeft niet gesteld dat door haar of door wie dan ook een nietigheidsprocedure is aanhangig gemaakt of zelfs maar dat zij voornemens is dat te doen. Bovendien heeft zij zich, behalve op publicaties die reeds in de verleningsprocedure aan de orde zijn geweest, slechts beroepen op een tweetal publicaties waaruit niet op voorhand valt af te leiden dat het octrooi ten onrechte is verleend.
9. Nu het verweer van gedaagde faalt is het gevorderde inbreukverbod toewijsbaar. Gedaagde heeft nog betoogd dat een grensoverschrijdend inbreukverbod in kort geding niet toewijsbaar is "volgens recente, doch vaste jurisprudentie". Hoewel gedaagde niet aangeeft wat die recente doch vaste jurisprudentie dan wel is, moet worden aangenomen dat zij hierbij doelt op het arrest van het gerechtshof alhier van 3 juli 2003 inzake Medinol/Cordis. Naar eiseres met juistheid heeft betoogd ziet gedaagde evenwel over het hoofd dat die uitspraak, voor wat het thans besproken onderwerp betreft, is achterhaald door het arrest van de Hoge Raad inzake Philips/Postech van 19 maart 2004 (IER 2004, 233).
10. Dat betekent dat (ook) in kort geding een grensoverschijdend inbreukverbod jegens een in Nederland gevestigde gedaagde in beginsel kan worden toegewezen, indien blijkt dat voor een dergelijk verbod gronden aanwezig zijn. De partij die het verbod vordert zal dergelijke gronden hebben te stellen, en deze, indien betwist, aannemelijk dienen te maken. In casu heeft eiseres wel gesteld dat er inbreuk in andere landen dan Nederland dreigt, doch zij heeft die stelling slechts onderbouwd door er op te wijzen dat op de website van gedaagde een "Road-show door Nederland en België" wordt aangekondigd. In verband hiermee is het inbreukverbod uitsluitend voor Nederland en België toewijsbaar, nu de gestelde dreiging van inbreuk in de overige landen waar het octrooi geldt niet is onderbouwd. De aan het verbod te verbinden dwangsom zal worden gematigd
11. Eiseres heeft haar belang om reeds in kort geding haar verstrekkende nevenvorderingen toegewezen te krijgen onvoldoende aannemelijk gemaakt. Die vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
12. Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de op deze procedure vallende kosten.
13. De termijn waarbinnen de vordering in de bodemzaak aanhangig dient te worden gemaakt zal worden bepaald op zes maanden na de uitspraak van dit vonnis.
BESLISSING:
De voorzieningenrechter:
GEBIEDT gedaagde om met onmiddellijke ingang vanaf de dag van betekening van dit vonnis elke (directe dan wel indirecte) inbreuk op het Europees octrooi nr. 0 348 010 van eiseres in Nederland en België te staken en te gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 25.000,-- voor iedere afzonderlijke overtreding van dit gebod of, ter keuze van eiseres, voor iedere dag dat door gedaagde in strijd met dit gebod wordt gehandeld;
VEROORDEELT gedaagde in de op deze procedure vallende kosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres begroot op € 311,40 aan verschotten en € 703,-- aan procureurssalaris;
BEPAALT dat voormelde voorziening zonder rechterlijke tussenkomst haar kracht verliest, indien eiseres niet binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag van deze uitspraak, haar eis in de hoofdzaak heeft ingesteld en voorts gedaagde een daartoe strekkende verklaring bij de griffie van deze rechtbank heeft ingediend;
WIJST AF het meer of anders gevorderde;
VERKLAART dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. J.W. du Pon en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.