RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/925335-04
rolnummer 0006
's-Gravenhage, 19 juli 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats],
adres: [adres].
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden", P.C.S. Unit 2
te 's Gravenhage.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 juli 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr Laning, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr De Groot heeft gevorderd dat de dagvaarding voor zover betrekking hebbend op het onder 2 telastegelegde feit nietig wordt verklaard, dat verdachte terzake van het hem onder 4 telastegelegde feit wordt vrijgesproken en dat hij terzake van de hem onder 1, 3 en 5 telastgelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerp met nummer 4 zal worden verbeurdverklaard, dat de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen met de nummers 5, 6, 7 en 8 zullen worden ontrokken aan het verkeer en dat de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen met de nummers 1, 2 en 3 zullen worden teruggegeven aan verdachte.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Nietigheid van de dagvaarding.
De rechtbank zal de dagvaarding nietig verklaren voor zover betrekking hebbend op feit 2, nu dit feit rechtstreeks is overgenomen van de voorlopige telastlegging bij de vordering inbewaringstelling en inmiddels wordt bestreken door de onder 3, 4 en 5 telastegelegde feiten.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 4 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 4 december 2003 vanaf zijn computer een e-mail verzonden aan minister-president Jan Peter Balkenende. Het bericht had als titel "gezin in nood". In deze mail vraagt verdachte de minister-president om aandacht voor zijn benarde persoonlijke omstandigheden op het gebied van huisvesting en schulden. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het voor hem te lang duurde voordat hij een reactie van de minister-president op deze e-mail ontving. Daarop heeft verdachte op 11 december 2003 wederom een mail gestuurd die was gericht aan de minister-president en aan de burgemeester van Hoorn met als titel "de maat is vol". In deze mail dreigt verdachte de minister-president te zullen gijzelen en te dwingen verdachtes dossier te lezen. Op 22 december 2003 heeft de minister-president de e-mail "gezin in nood" d.d. 4 december 2003 beantwoord met een brief waarin hij verdachte heeft verwezen naar maatschappelijk werk in de woonplaats van verdachte. Inmiddels werd op initiatief van de burgemeester van de gemeente Hoorn verdachte met zijn problemen geholpen. Zo heeft verdachte een woning toegewezen gekregen. Verdachte heeft nadat de burgemeester te hulp was geschoten een excuusbrief aan de minister-president geschreven. Hij schreef onder meer in een 'opwelling van kwaadheid' te hebben gehandeld. In februari 2004 eindigde de relatie van verdachte met zijn vriendin en tevens de moeder van zijn kind. Verdachte ondernam in die periode een aantal zelfmoordpogingen. Op 18 maart 2004 verzond verdachte wederom vanaf zijn computer een e-mail aan de minister-president. Het bericht had als titel "Je gaat er nu echt aan". In het bericht stond het privé-adres van de minister-president vermeld. Met het bericht had verdachte een digitale foto meegestuurd waarop een gemaskerde man met een wapen in zijn hand te zien was. Verdachte heeft verklaard dat hijzelf de persoon op de foto is.
In de samenleving worden in toenemende mate publieke (gezagsdragende) personen met de dood bedreigd als ontevreden burgers hun zin niet krijgen. Dergelijke zeer ernstige bedreigingen brengen in de samenleving grote onrust te weeg. Onvrede lijkt ook bij verdachte de drijfveer te zijn geweest voor het bedreigen van de minister-president. Door zijn handelen heeft verdachte blijk gegeven louter oog te hebben gehad voor zijn eigen problemen en niet stil te hebben gestaan bij het leed en de angst die hij daardoor heeft veroorzaakt bij degene die hij heeft bedreigd en diens naasten en de samenleving als geheel.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan twee bedrijfsinbraken.
In 2000 werd door verdachte en zijn mededader uit het bedrijf waar zijn (toenmalige) vrouw [naam vrouw] werkzaam was ingebroken en uit de kluis 12.000 gulden weggehaald. De verdachte en zijn mededader konden zich de toegang tot het bedrijf en de kluis verschaffen omdat zij van [naam vrouw] de sleutel van de achterdeur van het bedrijf en de sleutel van de kluis hadden gekregen. Later die dag - na het geld naar verdachtes huis te hebben gebracht - zijn verdachte en zijn mededader naar het bedrijf teruggekomen en hebben met behulp van breekijzers ook de kluis zelf ontvreemd om zo een eventueel spoor naar [naam vrouw] uit te wissen.
In 2002 werd door verdachte, voornoemde [naam vrouw] en nog een mededader (bijgenaamd de 'eenarmige bandiet') ingebroken bij een bedrijf in Hoorn. Verdachte had van een beveiligingsbeambte vertrouwelijke informatie gekregen over het bedrijf. Deze beveiligingsbeambte had onder meer verteld waar zich in het bedrijf de kluis bevond en wanneer er geld in de kluis zat. Met een auto werd door de daders een ruit ingereden bij het bedrijf om zich de toegang tot het bedrijf te verschaffen. Daarna is door de daders de kluis met daarin 5.127 euro weggenomen.
Bedrijfsinbraken zijn zeer ernstige feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven. Bij de bedrijfsinbraak uit 2000 is bovendien misbruik gemaakt van de vertrouwensrelatie die [naam vrouw] bij het bedrijf had, zij beschikte immers over de sleutels van het bedrijf en de kluis.
De rechtbank heeft kennis genomen van het zich bij de stukken bevindende rapport van de psycholoog d.d. 13 juni 2004. Gelet op de inhoud van dit rapport acht de rechtbank verdachte voor de bewezen verklaarde feiten volledig toerekeningsvatbaar. Zowel de bedreiging van de minister-president als de twee bedrijfsinbraken zijn feiten die op zichzelf al ernstig genoeg zijn voor een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Dit geldt temeer gelet op de omstandigheid dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitieel Documentatieregister d.d. 29 maart 2004 meerdere malen voor strafbare feiten veroordeeld is geweest, onder andere voor verboden vuurwapenbezit. De rechtbank acht het raadzaam een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen bij wijze van 'stok achter de deur'.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 285, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 4 verbeurdverklaren, zijnde dit voorwerp voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien
met behulp van dit aan verdachte toebehorende voorwerpen het onder 1 bewezenverklaarde
feit is begaan of voorbereid;
De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 5, 6, 7, en 8 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 2 en 3, te weten twee telefoontoestellen, 3 agenda's en een ordner.
verklaart de dagvaarding nietig voor zover het feit 2 betreft;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 10 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 27 maart 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 29 maart 2004;
verklaart verbeurd het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 4, te weten: 1 masker, kleur groen;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 5, 6, 7 en 8, te weten: een patroonhouder (bestemd voor p228), een patroon (RWS 5.6x50 rmag), een wapen (kleur zwart, p228) en 6 stukken munitie (kleur geel, betreft 6 gele ballen);
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, 2 en 3, te weten: twee telefoontoestellen, drie agenda's en een ordner;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs F.J.A. Quadekker, voorzitter,
A.C.M. Höppener en W.J. Noordhuizen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr P.J.C. Cremers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2004.