ECLI:NL:RBSGR:2004:AQ1953
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F. Agema
- H.W. Wind
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake uitzetting van Turkse verzoeker
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 13 februari 2004 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de uitzetting van een Turkse verzoeker. De verzoeker, geboren in 1981, had eerder een bezwaarschrift ingediend tegen de weigering van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) om hem een vergunning tot verblijf te verlenen. De IND had dit bezwaarschrift ongegrond verklaard, waarna de verzoeker beroep instelde. Op 12 februari 2004 verzocht de verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zijn uitzetting tot de beslissing op zijn bezwaar zou worden opgeschort.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de verzoeker om de uitspraak op zijn verzoek om een voorlopige voorziening in Nederland af te wachten, zwaarder weegt dan het belang van de IND bij onmiddellijke verwijdering van de verzoeker. De rechter was niet overtuigd van de adequaatheid van de reactie van de IND op het verzoek van de verzoeker om gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid. De voorzieningenrechter plaatste vraagtekens bij de houdbaarheid van de reactie van de IND, vooral in het licht van een eerdere brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer over schrijnende gevallen.
De voorzieningenrechter besloot daarom dat de uitzetting van de verzoeker tot uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden opgeschort. De rechter bepaalde ook dat de behandeling van het verzoek op 20 februari 2004 zou worden voortgezet. Deze uitspraak werd gedaan door mr. F. Agema, in aanwezigheid van mr. H.W. Wind als griffier.