RECHTBANK te ‘s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
sector vreemdelingenrecht
inzake: A,
geboren op [...] 1984,
van Sierraleoonse nationaliteit,
IND dossiernummer 0308.21.0015,
gemachtigde: mr. M. Pals, werkzaam bij de
Stichting Rechtsbijstand Asiel Noordoost-Nederland, te Zwolle,
eiseres;
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. D.W. Stevens, ambtenaar ten departemente,
verweerder.
1.1 Op 20 augustus 2003 heeft eiseres een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Bij beschikking van 24 augustus 2003 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij brief van 24 augustus 2003 is daartegen beroep ingesteld.
1.2 Bij schrijven van 25 september 2003 heeft de rechtbank verweerder vragen gesteld. Verweerder heeft deze vragen bij schrijven van 15 oktober 2003 beantwoord.
1.3 Het beroep is ter zitting van 13 april 2004 behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. Stevens.
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
2.2 Blijkens de gronden van het beroep en het verhandelde ter zitting beperkt het beroep zich tot de vraag of verweerder in redelijkheid aan eiseres een verblijfsvergunning asiel, voor bepaalde tijd, op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, Vw 2000 aan eiseres heeft mogen weigeren.
2.3 Voor zover thans van belang heeft verweerder in het voornemen en de beschikking overwogen dat niet gebleken is dat van eiseres, op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat zij terugkeert naar haar land van herkomst. Aangezien eiseres na haar vertrek uit het land van herkomst meer dan zes maanden in Guinee en in Liberia heeft verbleven en zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich aldaar niet kon handhaven, faalt het door haar gedane beroep op het traumatabeleid.
Ter zitting van de rechtbank is namens verweerder verklaard dat verweerder niet langer vasthoudt aan de tegenwerping van het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw 2000. Voorts heeft verweerder zich ter zitting op het standpunt gesteld, dat de reden van het vertrek van eiseres uit Sierra Leone geen verband houdt met de traumatiserende gebeurtenis. Verweerder heeft de vrijheid om in het kader van het traumatabeleid de derdelandenexceptie zoals neergelegd in TBV 2002/65 tegen te werpen.
2.4 De rechtbank is vooreerst van oordeel dat verweerders standpunt ter zitting, dat de reden van het vertrek van eiseres uit Sierra Leone geen verband houdt met de traumatiserende gebeurtenis, niet valt te herleiden tot de bestreden beschikking dan wel het daarin ingelaste voornemen. Het staat verweerder niet vrij om, zonder dat toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de gronden waarop de afwijzing van een aanvraag berust uit te breiden.
De rechtbank stelt vast dat verweerder ter zitting expliciet het standpunt heeft ingenomen dat de tegenwerping van eerder verblijf in derde landen als bedoeld in TBV 2002/65 beschouwd dient te worden als een derdelandenexceptie, die niet te herleiden is tot een van de gronden van artikel 31, tweede lid, Vw 2000. De rechtbank is, in navolging van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 februari 2004 (nr. 200307470/1; JV 2004/151), van oordeel dat aan een vreemdeling geen verblijfsalternatief in een derde land kan worden tegengeworpen door de aanvraag af te wijzen zonder toepassing te geven aan artikel 31, tweede lid, aanhef en onder h, i of j van Vw 2000. Nu verweerder in de bestreden beschikking geen van de daar bedoelde omstandigheden heeft betrokken, heeft verweerder daarom geen verblijfsalternatief in Guinee en Liberia aan eiseres mogen tegenwerpen.
De bestreden beschikking is derhalve niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen en wordt, in strijd met het bepaalde in artikel 3:46 van de Awb, niet gedragen door een deugdelijke motivering en dient derhalve te worden vernietigd.
2.5 Het beroep is, gelet op het vorenstaande, gegrond en de bestreden beschikking dient te worden vernietigd.
2.6 Gelet op het hiervoor overwogene bestaat aanleiding om verweerder, als de in het ongelijk gestelde partij, te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van haar beroep. Deze kosten wor-den, onder toekenning van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor de behandeling ter zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke uiteenzetting naar aanleiding van de antwoorden van verweerder op de vragen die de rechtbank gesteld had aan verweerder, begroot op € 805,-, als kosten van verleende rechtsbijstand.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, opnieuw op de aanvraag dient te beslissen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten, welke begroot worden op € 805,-, aan kosten van verleende rechtsbijstand, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Elderman, voorzitter, mr. R.M.H. Pennings en mr.L.J. Hofstra, rechters, en in het openbaar uitgesproken door mr. W.P.M. Elderman, in tegenwoordigheid van mr. A. van der Weij als griffier, op 11 juni 2004
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 11 juni 2004