ECLI:NL:RBSGR:2004:AP9383
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- P. Poustochkine
- C. Wapenaar
- J.E.M.G. van Wezel
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak rondom de dood van Kumral Bagci
Op 9 juli 2004 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte Evren T., die werd beschuldigd van betrokkenheid bij de dood van Kumral Bagci. Tijdens de openbare terechtzitting op 25 juni 2004 werd het onderzoek gehouden, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.J. Hoogendam. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, vorderde vrijspraak voor de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Er waren geen getuigenverklaringen of andere bewijzen die de rechtstreekse betrokkenheid van de verdachte bij de dood van Kumral Bagci konden aantonen.
De rechtbank behandelde ook het verweer van de verdediging, die stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was vanwege een onvolledig opsporingsonderzoek en mogelijke tunnelvisie bij de opsporingsambtenaren. De rechtbank verwierp dit verweer, wijzend op de grootschalige onderzoeken die waren uitgevoerd en de beschikbaarheid van alle relevante stukken voor de verdediging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in vrijheid had kunnen verklaren en dat er geen sprake was van misleiding of ongeoorloofde druk tijdens de verhoren.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de enkele aanwezigheid van vingerafdrukken van de verdachte op het verpakkingsmateriaal van het lichaam van Kumral Bagci niet voldoende bewijs opleverde voor zijn betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle telastgelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij deze had begaan. De uitspraak werd gedaan in het kader van jeugdstrafzaken, waarbij de rechtbank de belangen van de verdachte en de rechtsgang zorgvuldig had gewogen.