ECLI:NL:RBSGR:2004:AP6940
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Interpretatie van loondagen in de Coördinatiewet Sociale Verzekering
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 juni 2004, staat de interpretatie van de term "dagen waarover de werknemer loon heeft genoten" centraal, zoals vermeld in artikel 9 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV). Eiseres, Woningstichting Haag Wonen, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat de afrekennota voor premies ingevolge de werknemersverzekeringswetten voor het premiejaar 2002 heeft vastgesteld. De rechtbank behandelt de vraag of de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 31 mei 2001, die betrekking heeft op loondagen, van toepassing is op de situatie van eiseres.
De rechtbank oordeelt dat de CRvB in zijn uitspraak een systeem van premieheffing per gewerkte dag heeft geïntroduceerd, wat niet in lijn is met de wetgeving die een premieheffing per premiebetalingstijdvak beoogt. De rechtbank wijst erop dat de wetgever niet heeft bedoeld om alleen arbeidsdagen als loondagen aan te merken, omdat dit zou leiden tot rechtsongelijkheid. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de uitspraak van de CRvB niet van toepassing is op ziektedagen, ADV-dagen, vakantiedagen en andere onderbrekingen van een normaal arbeidspatroon.
De rechtbank concludeert dat de uitspraak van de CRvB van 31 mei 2001 wel gevolgen heeft voor bedrijven met een cyclisch arbeidspatroon, maar niet voor bedrijven met een normaal arbeidspatroon, zoals dat van eiseres. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, en benadrukt dat de systematiek van premieheffing zoals neergelegd in de CSV en het Burgerlijk Wetboek niet in gevaar mag komen door een te ruime interpretatie van loondagen. De rechtbank wijst erop dat de logica van de wetssystematiek en de administratieve lasten die gepaard gaan met de interpretatie van loondagen van groot belang zijn voor de uitvoering van de wet.
De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. D.A. Verburg, met de griffier F.E. van de Putte aanwezig. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.