ECLI:NL:RBSGR:2004:AP5030
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 maart 2004 uitspraak gedaan in een geschil over de ontvankelijkheid van een beroep tegen een besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken. Eiser, referent, had een verzoek ingediend voor de verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor eiseres, zijn echtgenote, die de Vietnamese nationaliteit bezit. Het verzoek werd op 9 februari 1999 afgewezen, waarna referent bezwaar aantekende. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet aan eiser was gericht, maar aan eiseres, en dat er geen bewijs was dat het belang van eiser rechtstreeks bij het besluit betrokken was. Hierdoor werd eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.
De rechtbank merkte op dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een eerdere uitspraak had geoordeeld dat het afwijzen van een verzoek om een positief advies over de afgifte van een mvv niet op rechtsgevolg is gericht. Dit betekent dat een dergelijke afwijzing niet gelijkgesteld kan worden met een besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in strijd was met artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen bezwaar of aanvraag van eiseres was ingediend. Het beroep van eiseres werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd, en de verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres.
De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor een juiste adressering van besluiten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld en de Staat der Nederlanden als rechtspersoon aangewezen om deze kosten aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is definitief, aangezien er geen hoger beroep openstaat.