ECLI:NL:RBSGR:2004:AP5030

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/96205
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 maart 2004 uitspraak gedaan in een geschil over de ontvankelijkheid van een beroep tegen een besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken. Eiser, referent, had een verzoek ingediend voor de verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor eiseres, zijn echtgenote, die de Vietnamese nationaliteit bezit. Het verzoek werd op 9 februari 1999 afgewezen, waarna referent bezwaar aantekende. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet aan eiser was gericht, maar aan eiseres, en dat er geen bewijs was dat het belang van eiser rechtstreeks bij het besluit betrokken was. Hierdoor werd eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.

De rechtbank merkte op dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een eerdere uitspraak had geoordeeld dat het afwijzen van een verzoek om een positief advies over de afgifte van een mvv niet op rechtsgevolg is gericht. Dit betekent dat een dergelijke afwijzing niet gelijkgesteld kan worden met een besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in strijd was met artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen bezwaar of aanvraag van eiseres was ingediend. Het beroep van eiseres werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd, en de verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor een juiste adressering van besluiten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld en de Staat der Nederlanden als rechtspersoon aangewezen om deze kosten aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is definitief, aangezien er geen hoger beroep openstaat.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: AWB 02/96205 MVV
Inzake : A, eiseres, en B, eiser, beiden woonplaats kiezende ten kantore van hun gemachtigde, mr. J.W.H.M. Koers, advocaat te Doesburg,
tegen : de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,
gemachtigde mr. P.C. Mostert, ambtenaar ten departemente van het Ministerie van Justitie.
I. PROCESVERLOOP
1. Eiseres, geboren op [...] 1969, bezit de Vietnamese nationaliteit.
Ten behoeve van haar is door referent (eiser) op 21 januari 1998 bij de korpschef van het regionaal politiekorps Gelderland Midden een verzoek ingediend om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel verblijf bij echtgenoot B (referent).
Bij brief van 9 februari 1999 is dat verzoek afgewezen. Referent heeft daartegen een bezwaarschrift ingediend.
2. Tegen de afwijzende beslissing op bezwaar, inhoudende dat eiseres niet in aanmerking komt voor een mvv, gedateerd 17 december 2002, hebben eisers op 24 december 2002 beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
3. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op
21 januari 2004. Eisers en hun gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
1. Op 1 april is in werking getreden de Wet van 23 november 2000 tot algehele herziening van de Vreemdelingenwet (Vreemdelingenwet 2000, hierna Vw 2000), Stb. 2000, 495.
Nu het bestreden besluit is bekend gemaakt na 1 april 2001, is op de beoordeling daarvan het thans geldende recht van toepassing.
2. De rechtbank zal in dit geding allereerst de ontvankelijkheid van het door eiser (referent) ingediende beroepschrift beoordelen.
Blijkens het bestreden besluit is niet eiser doch eiseres de geadresseerde van dat besluit. Het besluit is derhalve niet aan eiser gericht. Nu voorts ook anderszins niet is gebleken dat het belang van eiser rechtstreeks bij het besluit is betrokken, is de rechtbank van oordeel dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn beroep tegen het in het geding zijnde besluit.
2.1 Ter voorlichting van eiser wordt overigens nog het volgende opgemerkt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van 12 januari 2004, 200306128/1, geoordeeld dat het afwijzen van een verzoek, gericht aan de korpschef om een positief advies uit te brengen over de afgifte van een mvv, niet op rechtsgevolg is gericht (vgl. JV 2004/82 en LJN: AO1686).
Omdat die afwijzing niet op rechtsgevolg is gericht kan die afwijzing dus niet gelijkgesteld worden met een besluit, waartegen het rechtsmiddel van bezwaar kan worden ingesteld. Bij die uitspraak is het bezwaar dat in die procedure toch was ingesteld, dan ook niet ontvankelijk verklaard.
3. Ten aanzien van het beroep van eiseres wordt het volgende overwogen.
Eiseres is, zoals hiervoor reeds is vastgesteld, de geadresseerde van het besluit.
Aan dit besluit, daargelaten wat daar ook van zij (in het licht van voormelde uitspraak van de Afdeling), ligt echter geen door eiseres ingediend bezwaar ten grondslag en evenmin een aanvraag van eiseres van een mvv.
Reeds hierom is het bestreden besluit in strijd met het bepaalde in artikel 7:1 van de Awb.
Dit betekent dat het bestreden besluit in rechte geen stand kan houden. Het door eiseres ingediende beroep dient dan ook gegrond te worden verklaard.
Hetgeen door eiseres in beroep is aangevoerd behoeft geen bespreking.
4. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op
III. BESLISSING
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
1. verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn beroep;
2. verklaart het beroep van eiseres gegrond;
3. vernietigt het bestreden besluit;
4. veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 322,--, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Buitenlandse Zaken) als rechtspersoon die deze kosten aan eiseres dient te vergoeden;
5. gelast dat de Staat der Nederlanden als rechtspersoon het door eiseres betaalde griffierecht ad € 109,-- vergoedt.
Aldus gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2004, in tegenwoordigheid van J.J. Kip, griffier.
RECHTSMIDDEL
Ingevolge artikel 120 Vw 2000 staat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op: 16 maart 2004