ECLI:NL:RBSGR:2004:AP1241
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gevolgen van niet nagekomen inspanningsverplichting in vreemdelingenbewaring na strafrechtelijke detentie
In deze zaak gaat het om de gevolgen van een niet nagekomen inspanningsverplichting door de verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, in het kader van de vreemdelingenbewaring van een vreemdeling die na zijn strafrechtelijke detentie in bewaring is gesteld. De rechtbank ontving op 22 april 2004 een beroepschrift van de vreemdeling, die zich tegen het besluit van 21 april 2004 keerde, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat, stelde dat de inspanningsverplichting van de verweerder niet was nagekomen, zoals vastgelegd in de Vreemdelingencirculaire 2000. De rechtbank overwoog dat de inspanningsverplichting geen garantie biedt dat de vreemdeling na zijn strafrechtelijke detentie niet in bewaring zal worden gesteld, maar dat er wel een belangenafweging moet plaatsvinden. De rechtbank nam in aanmerking dat de detentie van de vreemdeling relatief kort was en dat hij geen identiteitspapieren of vaste woon- of verblijfplaats had. Bovendien was hij veroordeeld voor een misdrijf. De rechtbank concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om te veronderstellen dat de verweerder de uitzetting van de vreemdeling had kunnen effectueren als hij zijn inspanningsverplichting was nagekomen. De rechtbank oordeelde dat de belangen die met de bewaring gediend zijn, in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek in de inspanningsverplichting. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan op 6 mei 2004 door de Rechtbank 's-Gravenhage, sector bestuursrecht, Vreemdelingenkamer, enkelvoudig.