RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN
(VERKORT VONNIS)
parketnummers 09/752035-03 en 09/930158-04
rolnummers 0004 en 0005
's-Gravenhage, 26 mei 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[RM],
geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 13 mei 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr A.A. van Harmelen, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Meulmeester heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het op de dagvaarding met parketnummer 09/752035-03 onder 1 primair, 2 primair (impliciet subsidiair: medeplegen poging tot doodslag), 3 primair en 4 tenlastegelegde alsmede terzake van het op de dagvaarding met parketnummer 09/930158-04 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek van voorarrest, en dat aan de verdachte zal worden opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [S] hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van ? 8.029,20, alsmede oplegging van een schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van ? 8.029,20, subsidiair 160 dagen hechtenis.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerpen vermeld onder nummers 4, 5, 6, 7 en 9 zullen worden onttrokken aan het verkeer en dat de voorwerpen vermeld onder nummers 1, 2, 3, 8 en 10 zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopieën van de dagvaardingen, gemerkt A. De rechtbank heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien en zal die nummering in dit vonnis aanhouden.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair, 3 subsidiair en 4 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting waaronder de ter terechtzitting getoonde bewegende beelden blijkt dat verdachte (met een of meer anderen) tijdens een woordenwisseling met het latere slachtoffer [C] in de directe nabijheid van die [C] stond. Verdachte heeft zich op een gegeven moment van die plaats verwijderd door achterwaarts te lopen naar de tramhalte en aldaar te gaan staan en vanaf welke plaats verdachte in afwachtende houding bleef kijken in de richting van genoemde [C] en andere bij die [C] staande personen. Op de getoonde beelden is voorts zichtbaar dat verdachte - volgens de tijdsaanduiding op de opnamen op nagenoeg hetzelfde moment dat de medeverdachte [Z] (die later het slachtoffer [C] heeft doodgeschoten) komt aanlopen - begint weg te lopen vanaf voornoemde plek bij de tramhalte en dat verdachte - als het ware via een omtrekkende beweging - toeloopt op het latere slachtoffer [C] door hem aan de voorzijde van de door die [C] vastgehouden scooter te benaderen. Even later, slechts luttele seconden voor het moment waarop de medeverdachte [Z] met het vuurwapen het eerste schot lost, gaat verdachte aan de achterkant van de scooter van [C] hangen om op die wijze, naar verdachte zelf ook heeft verklaard, het wegrijden door [C] te beletten althans te bemoeilijken. Voormelde wijze van handelen van verdachte roept in het licht van hetgeen zich ter plaatse verder heeft afgespeeld vragen op, maar uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken of aannemelijk geworden dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het maken van het plan om [C] van het leven te beroven en/of dat verdachte hoe dan ook op de hoogte is geweest van dat plan. Dit betekent dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen wetenschap heeft gehad van het plan van de medeverdachten, zodat in zijn handelingen de opzet op de gepleegde delicten ontbreekt. De rechtbank acht in verband daarmee het wettig en overtuigende bewijs niet aanwezig, hetgeen meebrengt dat verdachte in zoverre moet worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het onder 5 tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van munitie van categorie III, te weten twee stuks (knal)patronen van het kaliber 9 mm. Het toenemend gebruik van vuurwapens en stijgend aantal slachtoffers van vuurwapengeweld onderstreept de noodzaak van een strenge strafrechtelijke reactie op onbevoegd voorhanden hebben van munitie. Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 18 november 2003, meermalen is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten, hetgeen de verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen.
De rechtbank heeft onder meer kennis genomen van een pro justitia rapport van Fora Den Haag e.o. te Leiden, betreffende verdachte, d.d. 28 april 2004, opgemaakt en ondertekend door drs. M.F. Petit, psycholoog alsmede van een pro justitia rapport van Fora Den Haag e.o. te Leiden, betreffende verdachte, d.d. 14 april 2004, opgemaakt en ondertekend door J. de Jonge, kinder- en jeugdpsychiater. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van een rapportage van de William Schrikker Jeugdreclassering te Amsterdam, betreffende verdachte, d.d. 18 februari 2004 opgemaakt en ondertekend door P.E. Brommet, jeugdreclasseringswerker.
De rechtbank is van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur een passende reactie vormt en adviseert de opgelegde straf van jeugddetentie ten uitvoer te leggen in een - gelet op de persoonlijkheid van de verdachte - daarvoor geschikte inrichting die zo dicht mogelijk bij de woonplaats van de verdachte is gelegen.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 3, 4, 5, 6, 7 en 9 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 5 bewezenverklaarde feit is begaan en/of deze aan de verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten, dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Onvoldoende duidelijk is geworden aan wie de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 2, 8 en 10, in eigendom toebehoren. De rechtbank zal, nu geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Vordering van de benadeelde partij.
[S], wonende [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot ? 8.029,20.
Nu de verdachte terzake van de onder 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten wordt vrijgesproken dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot vergoeding van de als gevolg van die feiten geleden schade.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 36b, 36c, 36d, 77a, 77g, 77h, 77i en 77v van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 5 tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van ÉÉN WEEK;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 3, 4, 5, 6, 7 en 9;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, 2, 8 en 10;
verklaart de benadeelde partij [S] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij [S] in de kosten die de verdachte in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Boer, voorzitter,
Oskam en Derijks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Kleijne, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 mei 2004.