ECLI:NL:RBSGR:2004:AP0010
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielverzoek op basis van Dublinclaim en medische situatie
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 15 maart 2004 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Afghaanse vrouw, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Eiseres had eerder in Bulgarije verbleven en Bulgarije had ingestemd met de overname van haar asielaanvraag. Eiseres stelde dat de Nederlandse autoriteiten gehouden waren om haar asielverzoek in behandeling te nemen, omdat zij vanwege haar medische situatie afhankelijk was van de steun van haar familie. De rechtbank oordeelde echter dat de Vreemdelingenwet 2000, specifiek artikel 30, geen ruimte bood om andere feiten en omstandigheden in de beoordeling van de aanvraag te betrekken dan die in dat artikel zijn omschreven. De rechtbank concludeerde dat de medische situatie van eiseres geen rol kon spelen in de beoordeling van haar aanvraag, aangezien Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag en zich had verplicht om de relevante mensenrechtenverdragen na te leven.
De rechtbank behandelde ook de stelling van eiseres dat haar terugzending naar Bulgarije zou leiden tot een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) vanwege haar medische toestand. De rechtbank oordeelde dat de informatie van het Bureau Medische Advisering (BMA) voldoende was om te concluderen dat er geen sprake was van uitzonderlijke omstandigheden die een schending van het EVRM zouden rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van het asielverzoek door de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie werd bevestigd. Eiseres werd gewezen op de mogelijkheid om een reguliere verblijfsvergunning aan te vragen indien zij meende aanspraak te maken op verblijf op andere gronden.
De uitspraak werd gedaan door mr. W.P.M. Elderman en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Rosenkranz.