ECLI:NL:RBSGR:2004:AO9966
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Uitzetting van Somaliërs en interim measures van het EHRM
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 februari 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Somalische vreemdeling, aangeduid als verzoeker, en de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De verzoeker had op 3 februari 2004 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de IND op 7 februari 2004 was afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat er een beslissing op het beroep zou zijn genomen. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 20 februari 2004, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. F.W. Verbaas, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. N. Trommelen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in verschillende zaken van Somaliërs interim measures heeft afgegeven, waarin de Nederlandse overheid werd verzocht om deze vreemdelingen niet uit te zetten. De rechter heeft geoordeeld dat de uitzetting van verzoeker, terwijl er een interim measure van het EHRM van kracht is, in strijd is met artikel 34 van het EVRM. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de aanvraag van verzoeker niet op zorgvuldige wijze kon worden afgedaan via de AC-procedure, gezien de zaaksoverschrijdende betekenis van de interim measures.
De voorzieningenrechter heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de verweerder opnieuw op de aanvragen dient te beslissen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de verweerder is veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn begroot op € 966,-. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. G.A. Versteeg, met mr. A. van der Weij als griffier.