ECLI:NL:RBSGR:2004:AO9674
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Grensdetentie en zicht op uitzetting in asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 14 april 2004 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel tegen eiser, een voormalig Chef de Brigade uit Algerije die asiel heeft aangevraagd in Nederland. Eiser is op 3 december 2003 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd en sindsdien in vreemdelingenbewaring geplaatst. De rechtbank heeft in deze uitspraak de vraag behandeld of de voortduring van de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is, waarbij de belangen van eiser en de verplichtingen van de staat tegen elkaar zijn afgewogen.
De rechtbank oordeelt dat de maatregel kan worden voortgezet zolang er zicht is op verwijdering en dat eiser aan zijn vertrekplicht kan voldoen. De rechtbank gaat ervan uit dat eiser in staat is om te voldoen aan deze verplichting, ondanks zijn eerdere verzoeken om verblijf in andere landen die niet zijn gehonoreerd. De rechtbank heeft ook overwogen dat de juridische vraag of artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in de weg staat aan de verwijdering van eiser naar Algerije niet in deze procedure kan worden behandeld, maar in de procedure tegen de weigering van de asielvergunning.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel niet in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en dat de belangenafweging in redelijkheid niet in het voordeel van eiser uitvalt. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft bepaald dat er geen hoger beroep openstaat tegen deze uitspraak.