ECLI:NL:RBSGR:2004:AO8616

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09.757077-04
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegd bezit en gebruik van een vuurwapen met betrekking tot een verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 29 april 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een langere periode onbevoegd een pistool, merk Tanfoglio, voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft in de periode van 27 december 2003 tot en met 13 januari 2004 meerdere keren het wapen gedragen op openbare plaatsen. De officier van justitie, mr. N.M. Boersma, eiste een gevangenisstraf van drie jaar, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte heeft het wapen aan een medeverdachte getoond en de werking ervan uitgelegd, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat hij op de hoogte was van de intenties van de medeverdachte om het wapen te gebruiken voor een misdrijf. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplichtigheid aan moord, en sprak de verdachte vrij van de eerste telastlegging. De rechtbank oordeelde echter dat het ongecontroleerde bezit van het vuurwapen een ernstig risico met zich meebracht en dat er krachtig tegen dit soort misdrijven moet worden opgetreden. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de noodzaak van strenge maatregelen tegen vuurwapengeweld in de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09.757077-04
rolnummer 0001
's-Gravenhage, 29 april 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[naam],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in de P.I. Arnhem - H.v.B. Arnhem Zuid.
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 april 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadslieden mr. M.J.A. Duker en mr. M. van Strien, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. N.M. Boersma heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur
van 3 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De telastlegging
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Vrijspraak
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte bij gewijzigde dagvaarding onder 1 is telastgelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft een pistool van het merk Tanfoglio meermalen aan [medeverdachte] getoond, de werking van dit wapen aan hem uitgelegd en tegen [medeverdachte] gezegd dat het een leuk wapen is om iemand in zijn kont te schieten. Ook is verdachte op 13 januari 2004, na telefonisch contact met [medeverdachte], in het bezit van voornoemd vuurwapen, met zijn auto naar het Terracollege gereden. Vervolgens heeft verdachte kort voor het schieten door [medeverdachte] voornoemd vuurwapen -dat geladen was- aan [medeverdachte] ter beschikking gesteld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit de hiervoor genoemde, op zichzelf zeer laakbare handelingen die verdachte heeft verricht, het opzet op het behulpzaam zijn, dan wel op het gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen verschaffen kan worden afgeleid. Echter het eveneens bij verdachte vereiste opzet op het misdrijf dat door [medeverdachte] is gepleegd, te weten moord, kan de rechtbank niet uit de bewijsmiddelen afleiden. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat aan verdachte omstandigheden bekend waren, waaruit hij had kunnen of moeten opmaken dat [medeverdachte] het wapen zou gaan gebruiken om te gaan schieten of om het latere slachtoffer, [naam slachtoffer], te doden. De opmerking die [medeverdachte] zou hebben gemaakt in het Turks "ik ga iemand schieten, geintje, geintje" is daartoe naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende.
Aan passieve medeplichtigheid komt de rechtbank overigens ook niet toe. Uit de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat onder passieve medeplichtigheid moet worden verstaan een op verdachte rustende rechtsplicht om te beletten dat het misdrijf wordt gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte niet verweten worden dat hij niet voldoende heeft gedaan om [medeverdachte] te beletten het wapen te gaan gebruiken om [naam slachtoffer] te doden.
Verdachte heeft verklaard dat hij heeft geprobeerd [medeverdachte] tegen te houden terwijl deze met het vuurwapen in zijn hand uit de auto stapte, maar dat [medeverdachte] hem te snel af was. Voorts heeft verdachte toen iets geroepen in de trant van "wat doet hij? Hij pakt een pistool en rent weg", waarna de jongeren die stonden te wachten achter [medeverdachte] aanrenden. De verklaring van verdachte omtrent zijn handelwijze wordt door verklaringen van anderen bevestigd en de rechtbank acht deze aannemelijk.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
De bewezenverklaring
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder 2 vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan,
gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Strafmotivering
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het voorlichtingsrapport d.d. 14 april 2004 van Reclassering Nederland, waarin geen strafadvies is opgenomen nu verdachte het aan hem telastgelegde ontkent.
De rechtbank heeft tevens gelet op het feit dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor een drugs gerelateerd feit en een verkeersdelict.
De rechtbank heeft voorts in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een langere periode onbevoegd een pistool, met voor dat vuurwapen geschikte munitie, voorhanden gehad.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens creëert het risico van het gebruik van die wapens. Hiertegen dient dan ook krachtig te worden opgetreden. Het schrikbarende aantal slachtoffers van vuurwapengeweld in de samenleving onderstreept de noodzaak hiervan.
Verdachte heeft in de periode van 27 december 2003 tot en met 13 januari 2004 diverse malen een pistool, merk Tanfoglio, gedragen. Dit wil zeggen dat verdachte het wapen op de openbare weg of andere voor publiek toegankelijke plaatsen bij zich heeft gehad. Verdachte heeft immers zelf verklaard met Oud en Nieuw buiten met het wapen geschoten te hebben en voorts dat hij het wapen vaak in zijn auto in een la onder de bijrijderstoel had liggen.
Op 12 januari 2004 heeft verdachte het wapen aan een aantal jongeren, onder andere aan [medeverdachte], laten zien. Verdachte heeft toen de werking van het wapen uitgelegd en ook gezegd dat het een leuk wapen was om iemand in zijn kont te schieten. Diverse keren, zoals ook op 13 januari 2004, was het wapen geladen en klaar om te gebruiken.
Verdachte heeft zelfs nieuwe munitie voor het wapen aangeschaft, omdat het vuurwapen anders niet compleet zou zijn.
Verdachte heeft het wapen op 13 januari 2004 bij een school, aan een minderjarige, die alcohol had gebruikt en ook nog een blowtje nam, ter hand gesteld en laten zien hoe de veiligheidspal van het wapen moest worden afgehaald.
Voornoemde handelwijze rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. De rechtbank verwijt verdachte met name dat hij door het bij zich dragen van een geladen vuurwapen en het ter hand stellen aan een 16-jarige, deze de mogelijkheid gaf om het wapen te gebruiken om [naam slachtoffer] te doden.
Gelet op de enorme gevaarzetting en het levensbedreigend karakter van het op de openbare weg dragen van een geladen vuurwapen alsook de omstandigheid dat voornoemd laakbaar handelen van verdachte directe, buitengewoon noodlottige gevolgen heeft gehad, ziet de rechtbank aanleiding aan verdachte een gevangenisstraf van een aanzienlijk langere duur dan voor de gedraging op zich gebruikelijk is, op te leggen.
Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen:
- 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 telastgelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij
- gewijzigde - dagvaarding onder 2 telastgelegde feit, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
2:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III
en
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE
verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is telastgelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
GEVANGENISSTRAF VOOR DE DUUR VAN 12 MAANDEN
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op 28 januari 2004;
in voorlopige hechtenis gesteld op 30 januari 2004.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. C.E. Dettmeijer-Vermeulen, voorzitter,
E.C. van Veen, rechter,
en P. Oskam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 april 2004.