ECLI:NL:RBSGR:2004:AO8009

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/900969-03
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Poustochkine
  • A. van Wesenbeeck
  • J. Bonneur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot bankoverval en bedreiging met geweld in Delft

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 16 april 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot bankoverval en bedreiging. De verdachte ging naar de Rabobank in Delft met de verwachting dat er geld voor hem klaar zou liggen. Toen dit niet het geval bleek, dreigde hij de bank te overvallen en deed hij alsof hij een vuurwapen bij zich had. Dit leidde tot paniek onder de bankmedewerkers, die de politie alarmeerden. De verdachte meldde zich vervolgens bij de politie, maar bleef dreigen dat hij de bank de volgende keer echt zou overvallen. De rechtbank overwoog dat de bedreiging van zodanige aard was dat deze in het algemeen geschikt was om vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid te wekken, ongeacht of de bankmedewerkers zich daadwerkelijk bedreigd voelden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd en er was sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, wat leidde tot verminderd toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder verplicht reclasseringscontact en behandeling bij 'De Waag'. De rechtbank verklaarde het bewezen verklaarde strafbaar en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900969-03
rolnummer 0003
's-Gravenhage, 16 april 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Noord Brabant Noord, De Leuvense Poort.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 2 april 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.J.A. Bus, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Rijsdorp heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder feit 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact ook als zulks inhoudt behandeling bij "De Waag".
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Ter terechtzitting is door de raadsman van verdachte ten aanzien van het onder feit 1 telastegelegde ontslag van alle rechtsvervolging bepleit nu volgens hem de handelingen van verdachte niet bedreigend waren.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent het volgende.
Bedreiging met geweld is telastegelegd, zodat genoemd verweer in feite een bewijsverweer behelst dat echter door de bewezenverklaring is weerlegd. Daarbij wordt nog overwogen dat er sprake is van een bedreiging die van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat zij in het algemeen geschikt is om de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid tot stand te brengen, zodat niet van belang is dat [slachtoffer] heeft verklaard zich niet werkelijk bedreigd te hebben gevoeld.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich - kort gezegd - schuldig gemaakt aan een poging tot een bankoverval en een bedreiging. Verdachte is naar de Rabobank te Delft gegaan in de veronderstelling dat er geld voor hem klaar zou liggen. Toen dit niet het geval bleek te zijn heeft verdachte geroepen dat hij de bank ging overvallen en gedaan alsof hij een (vuur)wapen in zijn jaszak had om aldus te trachten de bankmedewerkers af te persen en geld los te krijgen. Nadat de door de bankbedienden gealarmeerde politie was gearriveerd, heeft verdachte zich bij de agenten gemeld, zij het, dat hij dreigend naar de bankbedienden heeft geroepen dat hij de volgende keer de bank echt zou overvallen. Door de poging tot afpersing heeft verdachte hinder veroorzaakt bij de bank en diens medewerkers en heeft verdachte een situatie gecreëerd die voor de medewerkers en klanten van de bank zeer nare gevolgen zou kunnen hebben. De ervaring leert immers dat slachtoffers van bankovervallen veelal langdurige psychische nasleep van het gebeurde ondervinden. Het is mede aan verdachtes reactie op het waarschuwen van de politie te wijten dat de gevolgen van de poging tot afpersing in dit geval beperkt zijn gebleven. De rechtbank laat dit doorwegen in de hoogte van de straf.
De rechtbank heeft acht geslagen op een op naam van verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister waaruit blijkt dat verdachte in het verleden in het buitenland reeds eerder is veroordeeld voor strafbare feiten hetgeen hem er kennelijk niet van weerhouden heeft zich wederom hieraan schuldig te maken.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een pro justitia rapporten betreffende verdachte, respectievelijk opgemaakt en ondertekend door H.E.M. van Beek, psychiater d.d. 15 januari 2004 en opgemaakt en ondertekend door W.J.L. Lander, psycholoog d.d. 19 januari 2004. Beiden rapporteren dat ten tijde van het plegen van het telastegelegde sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Derhalve dient verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. De kans op recidive wordt door beide rapporteurs als zeer groot ingeschat derhalve wordt een bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact geadviseerd.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op een voorlichtingsrapport van de reclassering d.d. 2 maart 2004 opgemaakt en ondertekend door I. Vlottes, reclasseringswerker en J. Caspers, Unitmanager. De reclassering adviseert oplegging van de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt het volgen en afronden van een behandeling bij "De Waag".
De rechtbank neemt de conclusies in de rapporten over en maakt deze tot de hare.
Al het voorgaande overwegende acht de rechtbank, ondanks het feit dat de betrokken bankbedienden zich amper bedreigd voelden hetgeen de gepleegde feiten minder ernstig maken, een - deels voorwaardelijke - gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, alsmede met de wenselijkheid dat ter voorkoming van recidive nog een aantal zaken door verdachte en de reclassering - in bijzonder "De Waag", in de gelegenheid te stellen een geschikt programma voor verdachte op te stellen - worden geregeld.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot afpersing;
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen en/of goederen in gevaar wordt gebracht;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 5 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ook als zulks inhoudt behandeling bij "De Waag", zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 16 oktober 2003,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 17 oktober 2003;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Poustochkine, voorzitter,
Van Wesenbeeck en Bonneur, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van Doorne, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 april 2004.