RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/037434-03
rolnummer 0006
's-Gravenhage, 19 april 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [adres]
thans gedetineerd in de P.I. Haaglanden P.C.S. Unit 2 te 's-Gravenhage.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3 november 2003, 26 januari 2004 en 5 april 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman drs. mr L.P.H. de Milliano, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Steen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 (primair en subsidiair) en 5 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 (meer subsidiair), 2, 3, 4, 6 (primair), 7, 8, 9 en 10 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Tevens vordert de officier van justitie dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden ontrokken aan het verkeer.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding voor wat betreft het onder 2 (eerste cumulatief/alternatief) telastegelegde slaan of stompen op het lichaam van [slachtoffer] partieel nietig dient te worden verklaard. De raadsman bepleit dat nu door de officier van justitie niet wordt aangegeven op welke concrete feiten dit onderdeel van de telastelegging betrekking heeft, deze aanduiding zo vaag is dat verdachte zich hiertegen niet kan verdedigen.
Dit verweer wordt verworpen. De rechtbank overweegt dat het telastegelegde weliswaar ruim is omschreven, maar dat tegen de achtergrond van het dossier en in samenhang met de behandeling ter terechtzitting voldoende duidelijk is wat verdachte wordt verweten.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsman heeft namens verdachte het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard. In de visie van de raadsman heeft de politie het onderzoek naar verdachte op dusdanige manier gestuurd dat de verdediging is geschaad.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat er geen begin van onderbouwing is gemaakt door de verdediging dat de politie zodanig sturend heeft opgetreden dat dit zou moeten leiden tot niet ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Overigens merkt de rechtbank op dat zij met verbazing heeft kennisgenomen van de mededeling van de raadsman dat aangeefster aanwezig is geweest bij een verhoor van tenminste één van de getuigen in deze zaak, hetgeen ter zitting door de officier van justitie is bevestigd. De rechtbank is van oordeel dat dergelijke informatie ten alle tijde in het proces-verbaal van verhoor bij de politie dient te worden opgenomen, zodat ook de rechtbank daarvan op de hoogte is. Dit klemt in de onderhavige zaak des te meer, nu de betrokken getuige haar, voor verdachte belastende, verklaring bij de rechter-commissaris heeft ingetrokken.
Namens verdachte is door de raadsman bezwaar gemaakt tegen een tweetal medische rapporten die in het dossier zijn gevoegd.
Allereerst maakt de verdediging bezwaar tegen het inbrengen van de rapportage van de huisarts R. van Leeuwen. De raadsman heeft aangevoerd dat dit rapport als bewijsmiddel buiten beschouwing zou moeten blijven, nu de huisarts de betreffende informatie niet had mogen afgeven gezien zijn medisch beroepsgeheim. Voorts heeft de raadsman bepleit dat om diezelfde reden ook het rapport van prof. Dr. R.A.R. Bullens van het bewijs uitgesloten zou moeten worden. De rechtbank overweegt dat het rapport van de huisarts van Leeuwen betrekking heeft op de medische gegevens van het slachtoffer [slachtoffer] en niet op die van verdachte. Dit rapport kan aldus tot het bewijs van de telastgelegde feiten worden gebezigd. Met betrekking tot het rapport van psycholoog Bullens overweegt de rechtbank allereerst dat het de politie vrij stond om professor Bullens te vragen informatie over verdachte in een rapport te verwerken. Nog daargelaten de vraag of het professor Bullens vrij stond de gegevens, welke hij in zijn rapport over verdachte heeft opgenomen, aan derden kenbaar te maken, zal zij het gedeelte hiervan dat betrekking heeft op de door verdachte zelf aan deze psycholoog verstrekte gegevens voor het bewijs buiten beschouwing zal laten.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1, 5, 6 (primair), 8 (tweede cumulatief) en 10 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien van de onder 2 (eerste cumulatief/alternatief) en 8 (eerste cumulatief/alternatief) telastgelegde feiten
De rechtbank overweegt dat zij van oordeel is dat de onder 2 (eerste cumulatief/alternatief) en 8 (eerste cumulatief/alternatief) telastgelegde en bewezenverklaarde gedragingen in casu poging zware mishandeling opleveren. Het is een feit van algemene bekendheid dat handelingen zoals slaan, stompen, trappen en schoppen tegen het hoofd en lichaam van jonge kinderen, zwaar lichamelijk letsel kunnen opleveren. Dat de lichamelijk schade voor de slachtoffers relatief beperkt is gebleven en zij hier geen blijvend letsel aan hebben overgehouden, is niet aan verdachte te danken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 2, 3, 4, 6 (subsidiair), 7, 8 (eerste cumulatief/alternatief) en 9 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf en de maatregel het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich gedurende twee lange, door een detentie onderbroken, perioden op een zeer agressieve en gewelddadige manier gedragen tegenover zijn partner en haar kinderen. [slachtoffers] zijn vele malen door hun stiefvader geslagen, gestompt, geschopt, getrapt en verbaal bedreigd. Ook [slachtoffer], de partner van verdachte, heeft het moeten ontgelden. Verdachte heeft haar veelvuldig geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en haar mishandeld. Daarnaast heeft verdachte zijn stiefdochter [slachtoffer] gedwongen om ontuchtige handelingen bij haar moeder te plegen. Tenslotte heeft verdachte wapens en munitie voorhanden gehad.
Door zijn handelingen heeft verdachte zijn vrouw en kinderen veel pijn gedaan en angst aangejaagd. Er heerste in verdachtes gezin constant een van verdachte uitgaande sfeer van geweld en intimidatie.
Blijkens een op naam van verdachte staand uittreksel uit het algemeen documentatieregister is verdachte reeds eerder ter zake van ernstige geweldsdelicten veroordeeld, waaronder de moord op de ex-partner van zijn echtgenote.
Verdachte heeft er blijk van gegeven niet mee te willen werken aan enig onderzoek door gedragsdeskundigen. Tijdens de terechtzitting van 3 november 2003 is door de rechtbank bevolen dat verdachte diende te worden geobserveerd door deskundigen van het Pieter Baan Centrum te Utrecht. Per brief van 23 januari 2004 hebben bovengenoemde deskundigen aan de rechtbank gerapporteerd dat verdachte weigerde mee te werken en dat het voor hen niet mogelijk is geweest een onderzoek te verrichten naar de geestvermogens van verdachte ten tijde van het begaan van de telastgelegde feiten.
De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op de feiten waarvoor verdachte in het verleden is veroordeeld en de feiten waaraan hij thans schuldig wordt bevonden, door welke feiten de veiligheid van personen ernstig in gevaar is gebracht, het onverantwoord is te volstaan met het opleggen van enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht het geboden dat verdachte behandeld zal worden en wel binnen een dwingend kader nu de veiligheid van anderen dit vereist.
Volgens de wet en vaste jurisprudentie bestaat ook de mogelijkheid om een bevel tot verpleging van overheidswege te geven ten aanzien van een verdachte die weigert zijn medewerking te verlenen aan een multidisciplinair onderzoek naar zijn geestvermogens. Aan een beslissing tot terbeschikkingstelling, en de vaststelling van de aanwezigheid van een psychische stoornis, kunnen ook gedragskundige rapporten uit een eerdere strafzaak ten grondslag worden gelegd. In het dossier bevindt zich een Verplegings-en Behandelingsplan dat is opgesteld in het kader van een zgn. artikel 120 maatregel die verdachte in 1997 is opgelegd. Hierin wordt opgemerkt dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en borderline trekken. Ook blijkt uit dit rapport dat verdachte destijds heeft gezegd zijn partners altijd te hebben geslagen, dat dit voortkomt uit een gebrek aan respect voor vrouwen en dat de angstige en schichtige reactie van zijn vrouw en de twee oudste kinderen zijn agressie juist aanwakkerden. Verder werd geconcludeerd dat de kans op recidive allerminst uitgesloten kon worden "gezien het conflictueuze verloop van de relatie met zijn vrouw en de vele bronnen van spanning die nog onopgelost zijn", alsmede dat het risico van terugval in middelenmisbruik bestond. Tevens bestonden er nog vragen ten aanzien van de agressieregulatie van verdachte.
De rechtbank constateert dat verdachte, na een langdurige detentie met behandeling in verband met zijn agressie, kort na zijn vrijlating weer is vervallen in zijn oude gewelddadige gedrag. Op grond van voornoemde rapportage alsmede de aard en heftigheid van het gedrag van verdachte tot aan zijn detentie in 2003 concludeert de rechtbank dat er bij verdachte ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten in 2003 en de jaren daarvoor een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De kans op herhaling acht de rechtbank groot. Wanneer verdachte zonder intensieve behandeling op enig moment weer in gezinsverband zal gaan samenwonen - of dat nu is met [slachtoffer] of met een andere vrouw - is de kans groot dat verdachte opnieuw (extreem) gewelddadig gedrag zal vertonen.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, verdachte ter beschikking zal worden gesteld ten einde van overheidswege te worden verpleegd.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 tot en met 5 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 genoemde voorwerpen het onder 4 bewezenverklaarde feit is begaan; de onder 4 en 5 genoemde voorwerpen zijn vervaardigd of bestemd tot het begaan van het onder 4 bewezenverklaarde feit; en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 36b, 36c, 37a, 37b, 45, 57, 63, 249, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1, 5, 6 (primair), 8 (tweede cumulatief/alternatief) en 10 telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 2, 3, 4, 6 (subsidiair), 7, 8 (eerste cumulatief/alternatief) en 9 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
Ten aanzien van feit 2 (eerste cumulatief/alternatief), feit 8 (eerste cumulatief/alternatief) en feit 9 (eerste cumulatief/alternatief):
Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2 (tweede cumulatief/alternatief) en feit 9 (tweede cumulatief/alternatief):
Mishandeling, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3 en feit 7:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 4:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit wordt begaan met betrekking tot munitie van categorie III, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 6 (subsidiair):
Ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 1 augustus 2003,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 4 augustus 2003.
gelast voorts de terbeschikkingstelling van verdachte;
beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 t/m 5, te weten: een 9 mm FN pistool (kleur zwart met bruine kolfplaten), een 9 mm FN patroonhouder (kleur zwart), zeven S&B 9 mm patronen (kleur geel), een Valtro 85 Combat pistool (kleur zilver), en een zwarte patroonhouder;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Van den Boom en Van Maurik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Dingley, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 april 2004.