ECLI:NL:RBSGR:2004:AO7617
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een herhaalde asielaanvraag op basis van EG-Verordening 343/2003
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 februari 2004 uitspraak gedaan in een procedure betreffende een herhaalde aanvraag om een verblijfsvergunning asiel door een Iraakse verzoeker, geboren in 1962. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend die op 21 juni 2002 was afgewezen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De rechtbank had deze afwijzing op 18 oktober 2002 bevestigd, met de overweging dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker diende op 10 december 2002 opnieuw een aanvraag in, die op 13 december 2003 door de IND werd afgewezen. In zijn herhaalde aanvraag stelde de verzoeker dat zijn moeder inmiddels in Nederland een verblijfsvergunning had gekregen en dat hij ernstige behoefte had aan ondersteuning van zijn familie. De rechtbank oordeelde echter dat de ingeroepen feiten en omstandigheden als nieuw gebleken konden worden aangemerkt, maar dat deze niet konden afdoen aan het eerdere besluit. De verzoeker had zich moeten wenden tot de Duitse autoriteiten, die verantwoordelijk waren voor zijn asielverzoek.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank concludeerde dat het beroep geen redelijke kans van slagen had en dat de nieuwe feiten en omstandigheden niet tot een andere uitkomst zouden leiden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. I. Sulenta, op dezelfde datum.