ECLI:NL:RBSGR:2004:AO6667
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onterecht buiten behandeling stellen van asielaanvraag door de IND
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 februari 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres A, die samen met haar minderjarige zoon B een aanvraag om toelating als vluchteling had ingediend, en de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiseres ten onrechte buiten behandeling was gesteld door de IND. De rechtbank constateerde dat het systeem van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) niet toestaat dat een aanvraag zonder inhoudelijke beoordeling wordt afgewezen. Eiseres had op 16 februari 2001 een aanvraag ingediend, maar verweerder had deze op 21 mei 2002 buiten behandeling gesteld, omdat eiseres niet aan haar meldingsplicht had voldaan. De rechtbank merkte op dat artikel 31, tweede lid, onder b, van de Vw 2000 niet als zelfstandige afwijzingsgrond kan worden gebruikt, maar enkel in combinatie met andere gronden. De rechtbank concludeerde dat verweerder de aanvraag inhoudelijk had moeten beoordelen en dat de beslissing om de aanvraag buiten behandeling te stellen in strijd was met de wet. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,--. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen en de verplichting van de IND om aanvragen niet zonder inhoudelijke beoordeling af te wijzen.