ECLI:NL:RBSGR:2004:AO6491

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/37229
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar en beroep in mvv-procedure

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 2 februari 2004 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor eiseres, een Marokkaanse vrouw. De referent, die gemachtigd was door eiseres, had bezwaar gemaakt tegen een eerder afwijzend advies van de Visadienst. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het indienen van bezwaar door de referent in strijd was met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), er voldoende bewijs was dat de bezwaren ook namens eiseres waren ingediend. De rechtbank concludeerde dat de Visadienst ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit van 11 juni 2003. Tevens werd bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en dat de Staat der Nederlanden de proceskosten van eiseres dient te vergoeden. De rechtbank benadrukte dat de brief van de Visadienst van 15 november 2001 geen besluit was waartegen bezwaar openstond, en dat het negatieve oordeel van verweerder geen vereiste was voor het indienen van de mvv-aanvraag. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zitting houdende te Leeuwarden
Vreemdelingenkamer
Regnr.: AWB 03/37229
uitspraak: 2 februari 2004
U I T S P R A A K
inzake: A,
geboren op [...] 1970,
van Marokkaanse nationaliteit,
IND dossiernummer 9705.12.6067,
eiseres,
gemachtigde: mr. K. ter Haar-Benchaïb, advocaat te Emmeloord,
tegen: DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN,
(Visadienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: mr. F.W.A. Croonen, werkzaam bij de Immigratie- en
Naturalisatiedienst.
1. PROCESVERLOOP
1.1 Op 11 mei 2001 heeft B – verder te noemen: referent – ten behoeve van eiseres verzocht om een ambtshalve advies omtrent de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna te noemen: mvv). Op 15 november 2001 heeft verweerder afwijzend geadviseerd.
1.2 Referent heeft hiertegen bij brief van 11 december 2001 bezwaar gemaakt. Bij beschikking van 11 juni 2003 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3 Bij beroepschrift van 7 juli 2003 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikking. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres gezonden en haar in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4 Bij brieven van 18 december 2003 en van 24 december 2003, de laatste bij de rechtbank ingekomen op 29 december 2003, heeft eiseres nadere gronden en stukken ingediend. Bij brief van 22 december 2003 heeft verweerder gereageerd op voornoemde brief van eiseres van 18 december 2003.
1.5 Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 7 januari 2004. Eiseres is daarbij verschenen, evenals referent, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. MOTIVERING
Standpunten van partijen
2.1 Verweerder heeft afwijzend gereageerd op het verzoek van referent om een advies omtrent het verlenen van een mvv aan eiseres, omdat zij, in tegenstelling tot het bepaalde in paragraaf B1/1.1 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000), niet aan de verplichting heeft voldaan om vóór de komst naar Nederland een mvv aan te vragen en die procedure af te wachten in het land van herkomst.
2.2 Eiseres stelt zich op het standpunt dat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en het niet getuigt van een evenredige belangenafweging om van eiseres te verlangen dat zij naar Marokko terugkeert om daar een mvv aan te vragen en dat verzoek af te wachten. Voorst levert de weigering om eiseres in Nederland toe te laten een schending op van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Bij brief van 18 december 2003 heeft eiseres een medische verklaring overgelegd met betrekking tot haar zwangerschap.
2.3 Verweerder heeft aan de hand van een verweerschrift gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot ongegrondverlaring van het beroep.
Beoordeling van het beroep
2.4 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
2.5 De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of zij bevoegd is onderhavig beroep te behandelen en overweegt daartoe als volgt.
2.6 Ingevolge artikel 8:1, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen. Volgens artikel 1:2, lid 1, Awb moet onder een belanghebbende worden verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De rechtbank is van oordeel dat eiseres en referent beide als belanghebbende van het onderhavige bestreden besluit van 11 juni 2003 kunnen worden aangemerkt.
2.7 Op grond van artikel 7:1, eerste lid, Awb dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar te maken, tenzij het besluit, voor zover hier van belang, op bezwaar is genomen.
2.8 Volgens artikel 6:13, Awb kan, eveneens voor zover hier van belang, geen beroep worden ingesteld tegen een op bezwaar genomen besluit door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit.
2.9 De rechtbank stelt vast dat referent, in de hoedanigheid van de daartoe bepaaldelijk gemachtigde, bezwaar heeft gemaakt tegen het oorspronkelijke beweerdelijk besluit van 15 november 2001 terwijl dezelfde gemachtigde, maar nu door eiseres daartoe gevolmachtigd, het onderhavige beroep heeft ingesteld tegen de beschikking op het bezwaar van referent. Strikt genomen is dit in strijd met artikel 6:13, Awb. De rechtbank is echter, onder verwijzing naar een uitspraak van de Rechtseenheidskamer van de Rechtbank 's-Gravenhage van 23 oktober 1997 (gepubliceerd in De REK in nootverband , nr.18) van oordeel dat uit de gedingstukken genoegzaam valt af te leiden dat de bezwaren ook namens eiseres zijn ingediend en dat verweerder er voorts van het begin af aan vanuit is gegaan dat beoogd werd (mede) namens eiseres bezwaar te maken. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
2.10 De rechtbank stelt voorts vast dat de onderhavige procedure is gestart door middel van een verzoek, op 11 mei 2001 door referent aan de korpschef van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost gericht, om te adviseren omtrent de afgifte van een mvv ten behoeve van eiseres.
2.11 In paragraaf B1/1.1.2 van de Vc 2000 is, voor zover thans van belang, voorzien in deze mogelijkheid dat, indien een vreemdeling die een aanvraag tot verlening van een mvv wil indienen hier te lande beschikt over een referent, deze laatste, voorafgaand aan de indiening van die aanvraag door de vreemdeling, de Visadienst verzoekt om in een advies aan te geven of wordt voldaan aan de in het kader van de beoordeling van de nadien in te dienen aanvraag te stellen vereisten, voorzover die betrekking hebben op zijn situatie.
2.12 Paragraaf B1/1.1.4 Vc 2000 ziet op de procedure die wordt gevolgd, indien van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt ( de referentenprocedure). Volgens dat beleid antwoordt de Visadienst schriftelijk op het verzoek van de referent om advies. Indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, ontvangt de referent een schriftelijke mededeling daarvan, die in de Vc 2000 wordt aangeduid als een afwijzende beschikking, waartegen rechtsmiddelen openstaan. Het schrijven van verweerder van 15 november 2001 kan worden aangemerkt als een dergelijke mededeling van de Visadienst.
2.13 Onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 januari 2004 (nr. 200306128/1, ter voorlichting van partijen aangehecht), is de rechtbank echter van oordeel dat de brief van 15 november 2001 geen besluit is waartegen ingevolge artikel 8:1, eerste lid, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, Awb, bezwaar openstond. Het negatieve oordeel van verweerder dat er in neergelegd is, vormt weliswaar een onderdeel van de beoordeling van een door eiseres in te dienen aanvraag voor een mvv, maar is geen vereiste voor het indienen daarvan en is, indien het is gegeven in de referentenprocedure, los van de beoordeling van een door de wet geëiste aanvraag van de vreemdeling tot verlening van een mvv, ook niet gericht op enig rechtsgevolg. Derhalve heeft verweerder het door referent, mede namens eiseres, gemaakte bezwaar tegen verweerders schrijven van 15 november 2001 ten onrechte niet niet-ontvankelijk verklaard.
2.14 De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en de bestreden beschikking van 11 juni 2003 vernietigen wegens schending van artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, Awb. Nu er na deze uitspraak door verweerder rechtens nog maar één beslissing te nemen is, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien.
2.15 Op grond van artikel 8:75 Awb veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht belopen de proceskosten van eiseres € 644,= (beroepschrift 1 punt, verschijnen ter zitting 1 punt, waarde per punt € 322,=, gewicht van de zaak: gemiddeld), terzake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, te betalen aan de eiseres.
3. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 11 juni 2003;
- verklaart het bezwaar van eiseres tegen de brief van 15 november 2001 niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644,=, door de Staat der Nederlanden te betalen aan eiseres;
- gelast dat de Staat der Nederlanden aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 116,= voor de behandeling van het beroep vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2004 in tegenwoordigheid van mr. B. Goris als griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 Vw dient het beroepschrift één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 5 februari 2004