ECLI:NL:RBSGR:2004:AO6145

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/753442-03
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Hensen
  • Moussault
  • Ferenschild
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en bedreiging met geweld in de context van huisvestingsbeleid

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 23 maart 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich gedurende een periode van ruim anderhalf jaar schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie. Deze organisatie had als doel het intimideren en bedreigen van personen om hen te dwingen de aan hen toegewezen woningen niet te accepteren. De verdachte en zijn mededaders waren ontevreden over het huisvestingsbeleid van de gemeente Moordrecht, dat volgens hen alleen woningen toewijsde aan bepaalde Molukkers, en zij meenden dat de huidige bewoners meer inspraak moesten krijgen in de toewijzing van woningen. Hierdoor hebben zij het recht in eigen hand genomen en een georganiseerde groep gevormd die door middel van bedreigingen bewoners heeft geweerd uit de door de gemeente toegewezen huizen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het handelen van de verdachte en zijn mededaders heeft geleid tot een gevoel van onveiligheid, niet alleen bij de directe slachtoffers, maar ook binnen de Molukse gemeenschap in Moordrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en voor het medeplegen van bedreiging met openlijk geweld in vereniging tegen personen, meermalen gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast tot een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft ook bepaald dat vervangende hechtenis zal worden toegepast indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/753442-03
rolnummer 0008
's-Gravenhage, 23 maart 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 9 maart 2004 en 10 maart 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. Th. U. Hiddema, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Mos heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder feit 4 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder feit 1, 2 eerste alternatief/ cumulatief sub a, b, c, feit 2 tweede alternatief/ cumulatief en feit 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder feit 2 eerste alternatief/cumulatief, feit 2 tweede alternatief/cumulatief en feit 4 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 3 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straffen het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich, gedurende een periode van ruim anderhalf jaar, schuldig gemaakt aan het deelnemen aan een criminele organisatie die - kort gezegd - tot doel had het dusdanig intimideren en bedreigen van personen dat zij de aan hen toegewezen woning niet accepteerden. Verdachte en zijn mededaders waren het niet eens met het huisvestigingsbeleid van de gemeente Moordrecht nu deze naar hun idee alleen aan bepaalde Molukkers woningen zouden moeten toewijzen en de huidige bewoners meer inspraak zouden moeten geven met betrekking tot de toewijzingen. Verdachte en zijn mededaders hebben het recht in eigen hand genomen en hebben, binnen een bestaande huisvestingswerkgroep, een verband gevormd dat georganiseerd, door middel van schriftelijke en mondelinge bedreigingen, al dan niet met succes, bewoners heeft geweerd uit aan hen, door de gemeente, toegewezen huizen. Door het agressieve handelen van verdachte en zijn mededaders is getracht een zogenaamde "no go area" te creëren waar zijzelf het voor het zeggen zouden hebben. Een dergelijke handelswijze dient krachtig bestreden te worden. In de Nederlandse rechtsstaat is, zo is grondwettelijk verankerd, iedereen vrij om zich te vestigen naar eigen keuze en inzicht. Verdachte heeft door de bedreigingen bovendien grote gevoelens van onveiligheid gecreëerd, niet alleen bij de slachtoffers daarvan maar ook bij de Molukse gemeenschap in Moordrecht in het algemeen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een op naam van verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister waaruit blijkt dat verdachte in het verleden vaker met politie en justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten doch deze feiten van enkele jaren geleden zijn en dat de rechtbank derhalve bij de bepaling van de hoogte van de straf hier geen rekening mee zal houden.
Al het voorgaande overwegende acht de rechtbank, gelet op de ernst van de strafbare feiten en mede bezien vanuit het oogpunt van de generale preventie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, op z'n plaats. Echter gezien het feit dat verdachte een goed huisvader is die goed in deze maatschappij functioneert, acht de rechtbank het niet opportuun om verdachte voor langere duur uit het maatschappelijke leven weg te halen. Derhalve zal de rechtbank een werkstraf voor de maximale duur opleggen. Als "stok achter de deur" teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten, zal de rechtbank daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 140 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder feit 2 eerste alternatief/cumulatief, feit 2 tweede alternatief/cumulatief en feit 4 telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van bedreiging met openlijk geweld in vereniging tegen personen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 240 (tweehonderdenveertig) UREN;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uur per dag.
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 (honderdentwintig) DAGEN;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Hensen, voorzitter,
Moussault en Ferenschild, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van Doorne, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 maart 2004.