ECLI:NL:RBSGR:2004:AO4303

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/037458-03
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag na hoogoplopende ruzie met fatale afloop

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 23 februari 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn vriendin met elf messteken om het leven heeft gebracht na een hoogoplopende ruzie. De relatie tussen verdachte en slachtoffer was conflictueus en gekenmerkt door verbale en fysieke agressie, waarbij alcoholmisbruik een belangrijke rol speelde. De verdachte had eerder die avond de politie ingeschakeld omdat hij vreesde dat hij zijn vriendin iets aan zou doen. Na bemiddeling door de politie laaide de ruzie echter opnieuw op, wat leidde tot de fatale steekpartij. De rechtbank oordeelde dat dit een buitengewoon ernstig misdrijf was.

De rechtbank heeft rapportages van psychiater B.A. Blansjaar en psycholoog W.J.L. Lander in overweging genomen, waarin werd geconcludeerd dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was, ondanks zijn alcoholafhankelijkheid. De deskundigen adviseerden dat behandeling van de alcoholproblematiek van de verdachte niet zinvol was vanwege zijn gebrek aan motivatie. De rechtbank nam deze conclusies over en oordeelde dat de verdachte aan het einde van zijn detentie begeleiding nodig had bij zijn maatschappelijke terugkeer.

Tijdens de zitting op 9 februari 2004 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van zeven jaren geëist, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van moord en achtte doodslag bewezen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen voor geweldsdelicten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/037458-03
rolnummer 0004
's-Gravenhage, 23 februari 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [adres],
thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem te Haarlem.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 9 februari 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.F. van Kregten, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding als doodslag telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding impliciet primair als moord is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding impliciet subsidiair telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Verdachte heeft na een hoogoplopende ruzie zijn vriendin met elf messteken om het leven gebracht.
Verdachte had met het slachtoffer een conflictueuze relatie van enkele maanden, die gekenmerkt werd door verbale en fysieke agressie over en weer en waarin de alcoholverslaving van zowel verdachte als het slachtoffer een bepalende rol speelde.
Verdachte had eerder die avond, net als bij een ruzie een week daarvoor, de politie te hulp geroepen omdat het slachtoffer hem zodanig tergde dat hij bang was dat hij haar iets zou aandoen. De politie is bij verdachte en het slachtoffer aan de deur gekomen om te bemiddelen. De politie is vervolgens weggegaan, waarna verdachte de politie die daar nog aanwezig was wederom benaderde met een hulpvraag. Kort nadat de politie voor de tweede maal was weggegaan, laaide de ruzie tussen hen echter weer op, uitmondend in de fatale steekpartij. Aldus is op een gruwelijke en tragische wijze een einde gekomen aan het leven van verdachtes vriendin. Dit is een buitengewoon ernstig misdrijf.
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportages van psychiater B.A. Blansjaar en psycholoog W.J.L. Lander betreffende verdachte. De deskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van afhankelijke persoonlijkheidstrekken en alcoholafhankelijkheid.
Beiden achten verdachte volledig toerekeningsvatbaar. De kans op herhaling is enigszins verhoogd door de alcoholafhankelijkheid van verdachte. De psychiater stelt dat behandeling van verdachtes alcoholproblematiek door gebrek aan motivatie bij verdachte niet zinvol is.
De psycholoog adviseert dat verdachte aan het einde van zijn detentie begeleid wordt bij maatschappelijke terugkeer, met bijzondere aandacht voor zijn overmatig alcoholgebruik.
De rechtbank neemt de conclusies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van de deskundigen over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het rapport van Parnassia betreffende verdachte, waarin wordt geadviseerd de begeleiding van verdachte te starten met een penitentiair programma om verdachte na detentie toe leiden naar begeleid wonen, dagbesteding en werkervaring, bijvoorbeeld bij Stichting Exodus.
De rechtbank houdt in verdachtes voordeel rekening met het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest vanwege geweldsdelicten. Voorts strekt tot zijn voordeel dat verdachte ter zitting rekenschap heeft afgelegd over zijn daad, dat hij er van blijk heeft gegeven in te zien dat zijn alcoholmisbruik daarbij een belangrijke rol heeft gespeeld en dat hij gemotiveerd is zijn leefwijze op dit punt te veranderen. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte door het handelen van het slachtoffer tot het uiterste was getergd.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur op zijn plaats. De rechtbank merkt daarbij op dat het gewenst is dat verdachte aan het einde van zijn detentie op vrijwillige basis kan deelnemen aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire Beginselenwet, zoals door de reclassering is geadviseerd.
De toepasselijke wetsartikelen.
Artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding impliciet primair telastgelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding impliciet subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
- doodslag;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
- gevangenisstraf voor de duur van 6 JAREN;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 13 augustus 2003;
in voorlopige hechtenis gesteld op: 15 augustus 2003;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs R. Elkerbout, voorzitter,
A.S.I. van Delden en H. van Maurik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Gest, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 februari 2004.
Mr. Van Maurik is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.