ECLI:NL:RBSGR:2004:AO4167

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/920281-03; 09/920225-03
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in kinderstrafzaak met deskundigenonderzoek en vorderingen benadeelde partijen

Op 19 februari 2004 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een tussenvonnis gewezen in een kinderstrafzaak. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen tot 13 mei 2004, omdat zij niet voldoende voorgelicht was over de verdachte. De rechtbank heeft de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris, die deskundigen zal benoemen voor een psychologisch en psychiatrisch onderzoek. Dit onderzoek is noodzakelijk om de persoonlijkheid, geestvermogens en toerekeningsvatbaarheid van de verdachte vast te stellen, evenals de aan te bevelen straf of maatregel. De rechtbank heeft ook de Raad voor de Kinderbescherming gevraagd om te onderzoeken welke mogelijkheden voor ambulante hulpverlening er zijn.

Tijdens de terechtzitting op 12 februari 2004, die met gesloten deuren plaatsvond, was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.A. van der Horst. Er hebben zich meerdere benadeelde partijen gevoegd in de procedure. De officier van justitie heeft verschillende vorderingen gedaan, waaronder de vrijspraak van bepaalde telastleggingen en de oplegging van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Daarnaast zijn er vorderingen gedaan door benadeelde partijen voor schadevergoeding, variërend van €20,00 tot €6.650,00.

De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen in overweging genomen en zal deze in de verdere procedure behandelen. De beslissing om het onderzoek te schorsen is genomen om ervoor te zorgen dat de rechtbank over voldoende informatie beschikt om een juiste beslissing te nemen over de verdachte en de vorderingen van de benadeelde partijen. Het tussenvonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 februari 2004.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN
(TUSSENVONNIS)
parketnummer 09/920281-03; 09/920225-03 (ttz. gev.)
rolnummer 0001; 0002
's-Gravenhage, 19 februari 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in kinderstrafzaken, heeft het navolgende tussenvonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
thans preventief gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 12 februari 2004, nadat ter terechtzitting van 18 december 2003 het onderzoek met betrekking tot het aan verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/920281-03 is aangehouden tot de terechtzitting van 12 februari 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.A. van der Horst, advocaat te Amsterdam, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een vijftal benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. A.M.A. Keulen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/920281-03 onder 6, 2e alternatief en 10, 2e alternatief telastgelegde wordt vrijgesproken en dat aan verdachte terzake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/920281-03 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 1e alternatief, 7, 8, 9, 10, 1e alternatief, 11, 12 en 13 en bij dagvaarding met parketnummer 09/920225-03 telastgelegde
wordt opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Subsidiair heeft zij gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een deels voorwaardelijke, deels onvoorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen hem te geven door of namens Stichting Bureau Jeugdzorg, ook als dat deelname aan een bepaalde behandeling inhoudt.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 20,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering aangezien deze in zoverre niet van eenvoudige aard is.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 20,00, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 1].
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] als niet ingediend zal worden beschouwd, subsidiair dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 300,00.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 300,00, subsidiair 6 dagen jeugddetentie ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 3].
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 300,00.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 300,00, subsidiair 6 dagen jeugddetentie ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 4].
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 6.650,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering aangezien deze in zoverre niet van eenvoudige aard is.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 6.650,00, subsidiair 14 dagen jeugddetentie ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 5].
De officier van justitie heeft de teruggave aan verdachte gevorderd van de inbeslaggenomen goederen vermeld op de kennisgeving van inbeslagneming, te weten: meerdere eurobiljetten ter waarde van in totaal €170,00.
De telastlegging
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de hierna weergegeven fotokopie van de dagvaardingen gemerkt A1 en A2 en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A3.
Heropening en schorsing van het onderzoek ter terechtzitting
Bij de beraadslaging is de rechtbank gebleken dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is geweest.
De rechtbank zal om die reden het onderzoek heropenen en schorsen tot na te melden tijdstip.
De rechtbank acht zich omtrent de persoon van verdachte niet voldoende voorgelicht en acht het noodzakelijk dat nogmaals over hem wordt gerapporteerd.
De rechtbank stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van kinderstrafzaken, opdat:
* met tussenkomst van de FPD een onderzoek wordt ingesteld door twee door de rechter-commissaris te benoemen deskundigen, te weten een psycholoog en een psychiater, anders dan de deskundigen die genoemd zijn in het rapport betreffende het multidisciplinair onderzoek door het Haags Ambulatorium en waarbij de raadsman van verdachte in de gelegenheid wordt gesteld zijn mening dienaangaande kenbaar te maken, ter beantwoording van de gebruikelijke vragen omtrent de persoonlijkheid, verdachtes geestvermogens en toerekeningsvatbaarheid en de aan te bevelen straf en/of maatregel, van welk onderzoek door die deskundigen op de gebruikelijke wijze en tijdig rapport zal worden uitgebracht;
* de Raad voor de Kinderbescherming in de gelegenheid wordt gesteld te onderzoeken wat de mogelijkheden van ambulante hulpverlening in het onderhavige geval zijn, van welk onderzoek op de gebruikelijke wijze en tijdig rapport zal worden uitgebracht.
De rechtbank schorst het onderzoek voor een langere dan de in artikel 282, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn, de termijn van drie maanden niet overschrijdende, om de klemmende reden dat bedoeld onderzoek - dat voor een juiste berechting van verdachte noodzakelijk wordt geacht - niet binnen een maand kan worden voltooid en dat de agenda van de rechtbank een eerdere voortzetting niet mogelijk maakt.
BESLISSING
De rechtbank:
heropent het onderzoek en schorst dit tot 13 mei 2004 te 15.00 uur;
stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van kinderstrafzaken in deze rechtbank, ter fine als voren gemeld;
beveelt de oproeping van de verdachte en de ouders van verdachte, tegen datum en tijdstip van de nader bepaalde terechtzitting, met kennisgeving aan de raadsman van verdachte alsmede aan de benadeelde partijen.
Dit vonnis is gewezen door
Mrs. C.E. Dettmeijer-Vermeulen, kinderrechter, voorzitter, F.A. Egter van Wissekerke, kinderrechter en J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.V. Verbree, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 februari 2004.