RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/037601-03
rolnummer 0007
's-Gravenhage, 13 februari 2004.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [woonplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, PCS Jeugd Huis van Bewaring De Sprang Unit 3 te 's-Gravenhage.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 30 januari 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr Groen, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Paulus heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen mes zal worden ontrokken aan het verkeer.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder 1 primair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord. Verdachte heeft zich, nadat hij degene die hij verdacht van inbraak in zijn ouderlijk huis en van het leksteken van de autobanden van zijn moeder in gezelschap van zijn vrienden in een portiek was tegengekomen, naar huis begeven om zich om te kleden en uit de kluis een vlindermes te pakken. Verdachte heeft uit de kluis het vlindermes gepakt en daarmee gewapend vervolgens de confrontatie met het slachtoffer gezocht. Bij het portiek aangekomen heeft verdachte het vlindermes uitgeklapt en heeft hij het slachtoffer zonder iets te zeggen meermalen in het hoofd gestoken. Het slachtoffer is hierdoor ernstig gewond geraakt. Die verwonding bestond onder meer uit een diepe hoofdwond. Dat het slachtoffer ten gevolge daarvan niet is komen te overlijden, is een gelukkige omstandigheid, die echter geenszins aan verdachte is te danken. Naast de angst van het moment is niet uit te sluiten dat het slachtoffer van het gebeurde ook psychisch nadelige gevolgen ondervindt. Naar de ervaring leert plegen slachtoffers van dergelijke feiten daaronder nog geruime tijd te lijden. Dergelijke feiten dragen bovendien bij aan de in de maatschappij bestaande gevoelens van angst en onveiligheid. Aan dit alles is verdachte volledig voorbij gegaan, hetgeen de rechtbank hem ernstig aanrekent.
De rechtbank heeft acht geslagen op het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 22 januari 2004 dat betreffende verdachte is opgemaakt. De rechtbank volgt het advies dat daarin wordt gegeven echter niet op, nu zij het feit daarvoor te ernstig acht.
Bij de bepaling van de op te leggen straf houdt de rechtbank - naast de ernst van het feit - rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte en met de omstandigheid dat verdachte blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het algemeen documentatieregister niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een straf zoals door de officier van justitie is geëist passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 1 onttrekken aan het verkeer, zijnde dit voorwerp voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het onder primair bewezenverklaarde feit is begaan.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder primair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 10 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 23 oktober 2003,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 24 oktober 2003,
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart onttrokken aan het verkeer het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 1, te weten: 1.00 STK vlindermes;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Dettmeijer-Vermeulen, voorzitter,
Bosma en Van Harte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Van der Kleijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 februari 2004.
mr Van Harte is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.