ECLI:NL:RBSGR:2004:AO2500

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/754039-03, 09/004104-03
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en vrouwenhandel ten behoeve van prostitutie

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 27 januari 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met zijn broer leiding gaf aan een criminele organisatie die zich bezighield met vrouwenhandel ten behoeve van prostitutie. Gedurende een periode van ongeveer anderhalf jaar werden ten minste negen vrouwen, waarvan zeven minderjarig, door de verdachte en zijn mededaders onder dwang en misleiding in de prostitutie gebracht. De vrouwen werden vanuit Bulgarije naar Nederland vervoerd met de belofte op een beter leven, maar eenmaal in Nederland werden ze gedwongen om hun verdiensten af te staan en onderworpen aan geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders gebruik maakten van hun feitelijke overwicht en de kwetsbare positie van de vrouwen om hen te dwingen tot prostitutie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en heeft verschillende inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard, waaronder geld en een mobiele telefoon. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de psychische schade voor de slachtoffers en de bedreiging voor de openbare orde zwaar zijn meegewogen. De verdachte is schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie en het dwingen van vrouwen tot seksuele handelingen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/754039-03 (dagvaarding I);
09/004104-03 (ttz.gev., dagvaarding II)
rolnummer 0002; 0003
's-Gravenhage, 27 januari 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de ter terechtzitting gevoegde zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [woonplaats] (Bulgarije),
wonende [adres],
thans gedetineerd in P.I. Haaglanden, Huis van Bewaring Zoetermeer, te Zoetermeer.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 12 januari 2004 en 13 januari 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.J. Maassen, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. J.S. de Vries heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding voorzien van parketnummer 09/004104-03 onder feit 2, eerste alternatief, en feit 3, eerste en tweede cumulatief/alternatief, telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding voorzien van parketnummer 09/754039-03 onder feiten 1, 2, eerste en tweede cumulatief, 3, 4, 5 en 6 telastgelegde alsmede het hem bij dagvaarding voorzien van parketnummer 09/004104-03 onder feit 1 en feit 2, tweede alternatief, telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 en 7, zullen worden verbeurdverklaard, dat de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 2 en 3, zullen worden onttrokken aan het verkeer en dat de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 4 tot en met 6, zullen worden teruggegeven aan verdachte.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd -na aanpassing omschrijving van de telastlegging ter terechtzitting ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering- hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding voorzien van parketnummer 09/754039-03 (dagvaarding I), gemerkt A1, de dagvaarding voorzien van parketnummer 09/004104-03 (dagvaarding II), gemerkt A2, en van de vordering aanpassing omschrijving telastlegging (behorende bij parketnummer 09/754039-03), gemerkt A3.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - aangepaste - dagvaarding I onder feit 2, tweede alternatief, en bij dagvaarding II onder feit 2, eerste alternatief, en feit 3, eerste en tweede cumulatief/alternatief, is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij
- aangepaste - dagvaarding I onder 1, 2, eerste alternatief, 3, 4, 5 en 6 vermelde feiten alsmede de bij dagvaarding II onder 1 en 2, tweede alternatief, vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopieën daarvan, gemerkt B1 en B2.
Bewijsoverweging met betrekking tot de feiten van dagvaarding I.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het bewijs in aanmerking genomen dat het telastgelegde, waaronder het in de prostitutie brengen en/of houden van personen, een materie betreft waaromtrent aangiftes en getuigenverklaringen in de regel niet dan met de grootste moeite tot stand komen. Dit bijzondere aspect komt ook bij de genoemde bewijsmiddelen indringend naar voren. Mede hierom is de rechtbank van oordeel dat de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, bijdragen tot het bewijs dat ten aanzien van ieder van de vrouwelijke slachtoffers sprake was van een vergelijkbare wijze van optreden door de dadergroep waarvan verdachte deel uitmaakte. Uit de verschillende bij de Nederlandse en Bulgaarse politie alsmede de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen over de wijze waarop verdachte en zijn medeverdachten te werk gingen en wat de diverse slachtoffers is overkomen, komt een in essentie gelijkluidend verhaal naar voren, dat bovendien wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Mede gelet hierop is de rechtbank tevens van oordeel dat de afzonderlijke verklaring van elk van de in de telastlegging genoemde personen betreffende het in de prostitutie brengen en/of houden in het verband van een criminele organisatie, de verklaringen van de anderen ondersteunt, zodat naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de bij dagvaarding I telastgelegde feiten te komen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer anderhalf jaar met zijn broer leiding gegeven aan een criminele organisatie die - kort gezegd - tot doel had: vrouwenhandel ten behoeve van prostitutie. Verdachte heeft daartoe samen met zijn mededaders tenminste negen vrouwen die in de telastlegging zijn vermeld en waarvan er zeven een jeugdige leeftijd hadden door onder meer gebruik van geweld en bedreiging met geweld, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en door misleiding, tot (straat)prostitutie gebracht en gehouden. Voorts is verdachte in het verband van genoemde criminele organisatie betrokken geweest bij het ronselen en vervoeren van - merendeels jonge - vrouwen naar Nederland, welke handelingen tot doel hadden deze vrouwen eveneens in de prostitutie te brengen.
Alle vrouwen waren afkomstig uit Bulgarije, een land waar veel armoede heerst en dat gekenmerkt wordt door een (zeer) lage levensstandaard. Twee van de in de telastlegging vermelde vrouwen zijn via contactpersonen van de organisatie in Bulgarije naar Nederland gelokt onder het voorwendsel dat zij in Nederland schoonmaak- en/of horecawerk zouden gaan verrichten. Een aantal van de andere vrouwen had, naar voor de rechtbank aannemelijk is geworden, reeds het besluit genomen in de prostitutie te gaan werken, teneinde (veel) geld te verdienen en een beter bestaan op te bouwen. Verdachte en zijn mededaders hebben echter juist van deze situatie misbruik gemaakt, onder meer door te doen voorkomen dat deze vrouwen in de (raam)prostitutie zeer grote geldbedragen konden verdienen en snel rijk konden worden.
De vrouwen werden door enkele mededaders van verdachte vanuit Bulgarije naar Nederland gebracht. Verdachte en zijn mededaders hebben de vrouwen onderdak verschaft, waarna zij - door het gebruikmaken van hun, op voornoemde wijze verkregen, feitelijke overwicht op de vrouwen en tevens door het gebruik van geweld en het dreigen ermee - de vrouwen hebben bewogen om te gaan en te blijven werken in de (straat)prostitutie. Te dien einde werd een aantal vrouwen geconfronteerd met een schuld die zij bij verdachte of zijn mededaders hadden opgebouwd, onder andere door de reis, de (werk)kleding en de kosten van het levensonderhoud, welke schuld zij dienden af te betalen. Verdachte en zijn mededaders hebben de vrouwen gedwongen praktisch al hun verdiensten uit de prostitutie, dan wel een zeer groot deel daarvan, af te geven. Verdachte gaf zijn mededaders opdracht om de vrouwen te vervoeren en begeleiden naar locaties - voornamelijk tippelzones - waar zij zich dienden te prostitueren, alwaar de vrouwen door de mededaders van verdachte onder toezicht werden gehouden. De vrouwen werden daarnaast voortdurend telefonisch gecontroleerd. Tevens hebben verdachte en zijn mededaders de prostitutiewerktijden en de arbeidsomstandigheden van de vrouwen bepaald. Voorts werd een aantal vrouwen in hun bewegingsvrijheid beperkt doordat zij werden opgesloten in de woning waarin zij verbleven. Ook zijn veel vrouwen bedreigd en mishandeld door verdachte of zijn broer als zij niet (meer) wilden werken als prostituee of als zij te weinig hadden verdiend. Geen van de vrouwen had in Nederland een werkvergunning. Dusdoende heeft verdachte misbruik gemaakt van de kwetsbare, geïsoleerde en afhankelijke positie waarin deze vrouwen in Nederland verkeerden. Mede hierdoor werd het voor de vrouwen onmogelijk gemaakt ten aanzien van het uitoefenen van de prostitutie vrije keuzes te maken en zelfstandig beslissingen te nemen zoals vrije Nederlandse prostituees dat kunnen. Het gedrag van verdachte kan worden beschouwd als stelselmatige onderdrukking, waaraan de desbetreffende vrouwen in Nederland ten prooi vielen en met welke onderdrukking klaarblijkelijk werd beoogd mogelijke weerstand van de vrouwen te breken en te voorkomen dat zij met de prostitutie zouden stoppen of voor zich zelf zouden gaan werken.
De rechtbank tilt zwaar aan deze feiten. Verdachte heeft bij het begaan van de feiten op geen enkele manier respect getoond voor de vrouwen en hen louter en alleen als handelswaar beschouwd. Dusdoende heeft verdachte geen enkel ontzag getoond voor de lichamelijke integriteit of het zelfbeschikkingsrecht van zijn slachtoffers. Bovendien kunnen feiten als de onderhavige een aanzienlijke psychische schade bij de veelal jonge vrouwen teweegbrengen. Tevens vormt georganiseerde criminaliteit in de hier bedoelde zin een ernstige bedreiging voor de openbare orde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze feiten, met name gezien de initiërende rol van verdachte binnen de organisatie, verdachte zwaar moeten worden aangerekend.
Daarnaast heeft verdachte een groot aantal valse paspoorten alsmede een vervalst paspoort in zijn bezit gehad. Valse identiteitsbewijzen maken een deugdelijke identiteitscontrole onmogelijk en kunnen daardoor het plegen van andere strafbare feiten vergemakkelijken. Door het gebruik van vervalste reisdocumenten wordt het vertrouwen dat moet kunnen worden gesteld in van overheidswege verstrekte identiteitsbewijzen geschonden.
Ten slotte heeft verdachte samen met anderen Bionabol (anabole steroïden) ingevoerd, zijnde een niet in Nederland geregistreerd geneesmiddel. De invoer van ongeregistreerde geneesmiddelen is in Nederland verboden, omdat dergelijke geneesmiddelen bij onjuist gebruik een gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren en de handel in deze middelen bovendien ook anderszins maatschappelijk onaanvaardbare gevolgen, onder meer het plegen van strafbare feiten, met zich brengt.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 1, te weten een geldbedrag in euro's verbeurdverklaren, zijnde dit voorwerp voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit aan verdachte toebehorende voorwerp geheel of grotendeels door middel van het bij dagvaarding I onder 2, eerste alternatief, bewezenverklaarde strafbare feit is verkregen.
De rechtbank zal voorts het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 7, te weten een mobiele telefoon, verbeurdverklaren, zijnde dit voorwerp voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met behulp van dit aan verdachte toebehorende voorwerp de bij dagvaarding I en dagvaarding II bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 2, onttrekken aan het verkeer, zijnde dit voorwerp voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het bij dagvaarding II onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is begaan, terwijl dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal voorts het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 3, onttrekken aan het verkeer, aangezien dit aan verdachte toebehorende voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten is aangetroffen, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan van een strafbaar feit soortgelijk aan het bij dagvaarding II onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 4, 5 en 6, te weten het Bulgaarse paspoort van verdachte, een hoesje met daarin de Bulgaarse identiteitskaart van verdachte en een briefje in de Bulgaarse taal.
Ten aanzien van het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 8, te weten een geldbedrag in euro's, zal de rechtbank geen beslissing nemen nu dit geldbedrag reeds als voorwerp, genummerd 1, op de beslaglijst staat vermeld, welk voorwerp zal worden verbeurd verklaard.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 140, 231, 250a en 250a (oud) van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening;
- 1, 2 en 6 van de Wet economische delicten.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - aangepaste - dagvaarding I onder 2, tweede alternatief, en het hem bij dagvaarding II onder 2, eerste alternatief, en onder 3, eerste en tweede cumulatief/alternatief telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij
- aangepaste - dagvaarding I onder 1, 2, eerste alternatief, 3, 4, 5 en 6 telastgelegde feiten en de bij dagvaarding II onder 1 en 2, tweede alternatief, telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
dagvaarding I
feit 1:
- een persoon aanwerven en medenemen met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 2, eerste alternatief:
- deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 3:
- een ander door geweld of een andere feitelijkheid en door bedreiging met geweld of bedreiging met een andere feitelijkheid dwingen en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en door misleiding bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 4:
- een ander door geweld of een andere feitelijkheid dwingen en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en door misleiding bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 5:
- een ander door geweld of een andere feitelijkheid en door bedreiging met geweld dwingen en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 6:
- een ander door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en door misleiding bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
dagvaarding II
feit 1:
- medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3, vierde lid, van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening;
feit 2, tweede alternatief:
- in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vals of vervalst is, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
- gevangenisstraf voor de duur van 6 JAREN;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
(t.a.v. 09/754039-03:)
in verzekering gesteld op: 20 juli 2003;
in voorlopige hechtenis gesteld op: 23 juli 2003;
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 en 7, te weten:
- geld Nederlands, 4798,94 euro;
- 1 telefoontoestel, kl: zilver, NOKIA, gsm met camera;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 2 en 3, te weten:
- 1 stk verpakkingsmateriaal, Bionabol Anabolica, hierin flesje met tabletjes;
- 1 zak, plastic met wit poeder, welke cocaïne bevat;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 4 tot en met 6, te weten:
- 1 paspoort, [nummer], Bulgaars onv [verdachte];
- 1 brief, 0171070, briefje in Bulgaarse taal;
- 1 hoes, kl: zwart, inh. Bulg. ident.kaart [nummer] onv [verdachte];
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs C.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
C.M. Derijks en J.K. van den Boom, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Gest, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 januari 2004.