RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/920287-03
rolnummer 0008
's-Gravenhage, 22 januari 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 8 januari 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. D.S. Lösing, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. I.J.E.H.C. Degeling heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 2 primair en 4 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 1e cumulatief, 1, 2e cumulatief, 2 subsidiair en 3a, b en c telastgelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte bij gewijzigde dagvaarding onder 2 primair, 3b en 4 is telastgelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 1e cumulatief, 1, 2e cumulatief, 2 subsidiair en 3a en c vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting in de woning van de burgemeester van Moordrecht door zelfgemaakte rookbommen, gemaakt van pvc-buizen gevuld met sterretjes, aan te steken en in de brievenbus van bedoelde woning te leggen en daarna weg te gaan en daarnaast aan het aanbrengen van graffiti op het gemeentehuis. De groep tot welke verdachte behoorde heeft het plan ontwikkeld om zowel bij de woning van de burgemeester de rookbommen door de brievenbus te doen als bij het gemeentehuis graffiti aan te brengen om zodoende de burgemeester duidelijk te maken dat de Molukse jeugd van Moordrecht zich verveelt en verwacht dat de burgemeester iets voor deze jeugd doet, aan welk plan vervolgens uitvoering is gegeven. Enkelen van de groep hebben daartoe rookbommen in elkaar gezet waarna de groep zich splitste en één deel naar de woning van de burgemeester en één deel naar het gemeentehuis is gegaan. Verdachte maakte deel uit van het deel dat naar de woning van de burgemeester is gegaan.
Verdachte heeft door te handelen zoals bewezen verklaard blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van anderen. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de mogelijk verstrekkende consequenties van zijn handelen. Het is niet aan verdachte te danken dat de brand zich niet verder heeft ontwikkeld in de woning en er derhalve geen levensbedreigende situatie is ontstaan.
De verdachte heeft zich voorts samen met anderen schuldig gemaakt aan het gooien van kiezelstenen naar een man die met zijn vrouw voorbij kwam fietsen, waarbij deze man door kiezelstenen geraakt is.
Voorts heeft verdachte zich op verschillende tijdstippen schuldig gemaakt aan het bekogelen van politieambtenaren en politievoertuigen. Op 30 mei 2003 had de groep tot welke verdachte behoorde de politie naar de Molukse wijk gelokt door vuilcontainers en een kruiwagen op de weg te leggen. De groep had zich in twee groepen gesplitst en de politieambtenaren zijn op twee punten opgewacht door de groep waarna de politieambtenaren, terwijl zij in hun politieauto zaten, bekogeld zijn met stukken trottoirtegels. Eén steen is door een ruit van de politieauto gegooid en daarbij is één van de politieambtenaren door die steen geraakt.
In de andere situatie, op 21 juni 2002, was de politie aanwezig om de aldaar aanwezige groep mensen terug te begeleiden naar de wijk. Hierbij zijn stukken van trottoirtegels in de richting van zowel de politieambtenaren als de politiemotor en -auto gegooid. De reden van deze actie was het feit dat een aantal mensen die deel uitmaakten van de groep niet wilden dat de politie de Molukse wijk in zou komen.
Dergelijke feiten zorgen voor ernstige gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en voor gevoelens van onrust in de maatschappij. Verdachte heeft door te handelen zoals bewezen verklaard ook toen blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van anderen. Verdachte heeft bovendien geen enkel respect getoond voor het wettelijke gezag van de politieambtenaren. De rechtbank neemt verdachte een en ander zeer kwalijk.
Voorts is komen vast te staan dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het voorlichtingsrapport strafzaken van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 31 december 2003. Dit rapport houdt onder meer in, verkort en zakelijk weergegeven:
De raadsonderzoeker bemerkt sinds de detentie een verandering bij betrokkene; hij is meer verhard en afgestompt. Om de positieve resultaten en voornemens met betrekking tot de schoolsituatie vol te houden, is ondersteuning van het maatschappelijk werk voorlopig gewenst. Gezien het feit dat het delict is gepleegd in groepsverband, adviseert de Raad voor de Kinderbescherming de jongeren een straf te geven die zich richt op de hele groep minderjarige verdachten in deze gebeurtenissen. De Raad voor de kinderbescherming zal een groepswerkproject "straf op maat" ontwikkelen, waar fysieke arbeid aan bod komt, maar ook leerelementen verwerkt worden die betrekking hebben op identiteit, groepsbeïnvloeding en perspectief voor de toekomst. De Raad adviseert betrokkene een groepswerkstraf op te leggen.
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit voornoemd rapport en zal het gegeven advies gedeeltelijk opvolgen.
De rechtbank is van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur alsmede een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur en een werkstraf van na te melden duur een passende reactie vormen. De rechtbank overweegt dat de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht afgetrokken dient te worden van de op te leggen onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en, voor zover dit niet toereikend is, voor het overige deel afgetrokken dient te worden van de op te leggen werkstraf, aangezien niet wenselijk is dat verdachte thans langer in detentie moet blijven, een werkstraf derhalve het meest passend is en een werkstraf niet opgelegd kan worden indien de onvoorwaardelijke jeugddetentie de duur van drie maanden te boven gaat.
Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen:
45, 47, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 2 primair, 3b en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1, 1e cumulatief, 1, 2e cumulatief, 2 subsidiair en 3a en c telastgelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
MEDEPLEGEN VAN POGING TOT OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN GEMEEN GEVAAR VOOR GOEDEREN TE DUCHTEN IS EN MEDEPLEGEN VAN POGING TOT OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN LEVENSGEVAAR VOOR EEN ANDER TE DUCHTEN IS;
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GOED DAT GEHEEL OF TEN DELE AAN EEN ANDER TOEBEHOORT, BESCHADIGEN;
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN;
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN EN GOEDEREN, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is telastgelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 3 MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 3 MAANDEN;
bepaalt dat die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 150 uren;
bepaalt dat de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 128 uren resteren;
beveelt, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 64 dagen;
in verzekering gesteld op 29 september 2003;
in voorlopige hechtenis gesteld op 2 oktober 2003;
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van 8 januari 2004;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. C.E. Dettmeijer-Vermeulen, voorzitter, kinderrechter, E.M.J. Raeijmaekers, kinderrechter en M. Moussault, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.V. Verbree, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 januari 2004.