ECLI:NL:RBSGR:2004:AO2287

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/920286-03; 09/920367-03 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting en geweldpleging door jongeren in Moordrecht

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 22 januari 2004 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een poging tot brandstichting in de woning van de burgemeester van Moordrecht. De verdachte heeft zelfgemaakte rookbommen, vervaardigd uit pvc-buizen gevuld met sterretjes, in de brievenbus van de woning van de burgemeester gestoken. Daarnaast heeft hij graffiti aangebracht op het gemeentehuis. De terechtzitting vond plaats op 8 januari 2004, met gesloten deuren. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H. Th. Putto, was aanwezig. De officier van justitie, mr. I.J.E.H.C. Degeling, heeft vrijspraak gevorderd voor enkele telastgelegde feiten, maar ook een veroordeling tot jeugddetentie en een werkstraf geëist. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot brandstichting en geweldpleging. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte is veroordeeld tot 40 dagen jeugddetentie, waarvan de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht, en tot 3 maanden voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is een werkstraf van 120 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien deze niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming en psychologische rapporten in acht genomen, waarbij de kans op recidive als matig tot hoog werd ingeschat. De rechtbank heeft de verdachte aangesproken op zijn gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit en eigendommen van anderen, en de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers en de maatschappij benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/920286-03; 09/920367-03 (ttz. gev.)
rolnummer 0001; 0002
's-Gravenhage, 22 januari 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 8 januari 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H. Th. Putto, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. I.J.E.H.C. Degeling heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/920286-03 onder 2 primair en 3b en bij dagvaarding met parketnummer 09/920376-03 onder 1 en 2 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/920286-03 onder 1, 1e cumulatief, 1, 2e cumulatief, 2 subsidiair en 3 a en c telastgelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 40 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en daarnaast tot jeugddetentie voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen hem te geven door of namens de jeugdreclassering en voorts tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie.
De telastlegging
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, gemerkt A.
Vrijspraak
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/920286-03 onder 2 primair en 3 b en bij dagvaarding met parketnummer 09/920367-03 onder 1 en 2 is telastgelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
De bewezenverklaring
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/920286-03 onder 1, 1e cumulatief, 1, 2e cumulatief, 2 subsidiair en 3 a en c vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Strafmotivering
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting in de woning van de burgemeester van Moordrecht door zelfgemaakte rookbommen, gemaakt van pvc-buizen gevuld met sterretjes, aan te steken en in de brievenbus van bedoelde woning te leggen en daarna weg te gaan en daarnaast aan het aanbrengen van graffiti op het gemeentehuis. De groep tot welke verdachte behoorde heeft het plan ontwikkeld om zowel bij de woning van de burgemeester de rookbommen door de brievenbus te doen als bij het gemeentehuis graffiti aan te brengen om zodoende de burgemeester duidelijk te maken dat de Molukse jeugd van Moordrecht zich verveelt en verwacht dat de burgemeester iets voor deze jeugd doet, aan welk plan vervolgens uitvoering is gegeven. Enkelen van de groep hebben daartoe rookbommen in elkaar gezet waarna de groep zich splitste en één deel naar de woning van de burgemeester en één deel naar het gemeentehuis is gegaan. Verdachte maakte deel uit van het deel dat naar het gemeentehuis is gegaan.
Verdachte heeft door te handelen zoals bewezen verklaard blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van anderen. Verdachte heeft
geen rekening gehouden met de mogelijk verstrekkende consequenties van zijn handelen. Het is niet aan verdachte te danken dat de brand zich niet verder heeft ontwikkeld in de woning en er derhalve geen levensbedreigende situatie is ontstaan.
De verdachte heeft zich voorts samen met anderen schuldig gemaakt aan het gooien van kiezelstenen naar een man die met zijn vrouw voorbij kwam fietsen, waarbij deze man door kiezelstenen geraakt is.
Voorts heeft verdachte zich op verschillende tijdstippen schuldig gemaakt aan het bekogelen van politieambtenaren en politievoertuigen. Op 30 mei 2003 had de groep tot welke verdachte behoorde de politie naar de Molukse wijk gelokt door vuilcontainers en een kruiwagen op de weg te leggen. De groep had zich in twee groepen gesplitst en de politieambtenaren zijn op twee punten opgewacht door de groep waarna de politieambtenaren, terwijl zij in hun politieauto zaten, bekogeld zijn met stukken trottoirtegels. Eén steen is door een ruit van de politieauto gegooid en daarbij is één van de politieambtenaren door die steen geraakt.
In de andere situatie, op 21 juni 2002, was de politie aanwezig om de aldaar aanwezige groep mensen terug te begeleiden naar de wijk. Hierbij zijn stukken van trottoirtegels in de richting van zowel de politieambtenaren als de politiemotor en -auto gegooid. De reden van deze actie was het feit dat een aantal mensen die deel uitmaakten van de groep niet wilden dat de politie de Molukse wijk in zou komen.
Dergelijke feiten zorgen voor ernstige gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en voor gevoelens van onrust in de maatschappij. Verdachte heeft door te handelen zoals bewezen verklaard ook toen blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van anderen. Verdachte heeft bovendien geen enkel respect getoond voor het wettelijke gezag van de politieambtenaren. De rechtbank neemt verdachte een en ander zeer kwalijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Stichting FORA, d.d. 6 januari 2004, van het psychologisch-pedagogisch onderzoek, ondertekend door drs. S.G.E.M. de Wit en drs. B. Voerman. Dit rapport houdt onder meer in, verkort en zakelijk weergegeven:
In sociaal-emotioneel opzicht komt betrokkene naar voren als een gevoelsafwerende, defensieve, gespannen en kwetsbare jongen die zelfbeschermend in het leven staat en de neiging heeft zich rigide op te stellen. Om spanningen af te laten vloeien is hij geneigd met agressie te reageren, die met name gericht is op "zij" in de vorm van overheidsinstanties. Dit vindt hij volkomen gelegitimeerd en geaccepteerd, vanuit het idee dat hem onrecht is aangedaan. De impulscontrole, frustratietolerantie en agressieregulatie schieten onder omstandigheden tekort. De ouders hebben de neiging het delictgedrag te bagatelliseren, vergoelijken en legitimeren. Zijn nog beperkte inzicht in zijn gevoelens, gedachten en gedrag en de gevolgen daarvan, de egocentrische grondhouding, het nog niet nemen van verantwoordelijkheid voor zijn gedrag, het reageren met agressie op onlust- en onmachtgevoelens en de gebrekkige impulscontrole en agressieregulatie ten tijde van de delicten, waarbij de groepsinvloed op betrokkene als een versterkende factor lijkt te hebben gewerkt, duiden op een nog gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, die in directe relatie staat tot de delicten. Betrokkene kan dan ook enigszins ontoerekeningsvatbaar worden geacht. De kans op recidive kan, gezien bovenstaande, onder omstandigheden als matig tot hoog worden getaxeerd. Een deels voorwaardelijke, deels onvoorwaardelijke jeugddetentie is aangewezen, waarbij een gedeelte van de straf omgezet kan worden in een leer- of taakstraf. Daarnaast wordt jeugdreclassering geadviseerd, ter controle en ondersteuning.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het voorlichtingsrapport strafzaken van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 2 januari 2004. Dit rapport houdt onder meer in, verkort en zakelijk weergegeven:
De kans bestaat dat de delicten nog een keer kunnen gebeuren als er aan de situatie in Moordrecht niets gebeurt en de leden van de groep elkaar niet aanspreken op grensoverschrijdend gedrag. De Raad voor de Kinderbescherming zal een werkstraf
ontwikkelen (straf op maat) waar fysieke arbeid aan bod komt maar waarin ook leerelementen verwerkt worden die betrekking hebben op identiteit, groepsbeïnvloeding, handelingsalternatieven en perspectief voor de toekomst. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert om betrokkene een werkstraf op te leggen.
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit voornoemd rapporten en zal de gegeven adviezen gedeeltelijk opvolgen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur, zijnde gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsmede een voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf van na te melden duur een passende reactie vormen.
Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen:
45, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij dagvaarding met parketnummer 09/920286-03 onder 2 primair en 3 b en bij dagvaarding met parketnummer 09/920367-03 onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/920286-03 onder 1, 1e cumulatief, 1, 2e cumulatief, 2 subsidiair en 3 a en c telastgelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
1, 1e cumulatief
MEDEPLEGEN VAN POGING TOT OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN GEMEEN GEVAAR VOOR GOEDEREN TE DUCHTEN IS EN MEDEPLEGEN VAN POGING TOT OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN LEVENSGEVAAR VOOR EEN ANDER TE DUCHTEN IS;
1, 2e cumulatief
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GOED DAT GEHEEL OF TEN DELE AAN EEN ANDER TOEBEHOORT, BESCHADIGEN;
2 subsidiair
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN;
3
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN EN GOEDEREN, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is telastgelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 40 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
en voorts
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 3 MAANDEN;
bepaalt dat die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering , zolang die instelling zulks nodig acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
en voorts
een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 120 uren;
beveelt, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
ten aanzien van parketnummer 09/920286-03:
in verzekering gesteld op 29 september 2003
in voorlopige hechtenis gesteld op 2 oktober 2003
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van 4 november 2003;
ten aanzien van parketnummer 09/920367-03:
in verzekering gesteld op 17 november 2003
in voorlopige hechtenis gesteld op 20 november 2003
welke voorlopige hechtenis werd opgeschort met ingang van 20 november 2003;
heft op het geschorste alsmede het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. C.E. Dettmeijer-Vermeulen, voorzitter, kinderrechter, E.M.J. Raeijmaekers, kinderrechter en M. Moussault, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.V. Verbree, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 januari 2004.