ECLI:NL:RBSGR:2004:AO2274

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/920299-03
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting en geweldpleging door jeugdige verdachte

Op 22 januari 2004 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een poging tot brandstichting in de woning van de burgemeester van Moordrecht. De verdachte en zijn medeverdachten staken zelfgemaakte rookbommen aan en legden deze in de brievenbus van de woning van de burgemeester. Dit gebeurde als onderdeel van een actie om de burgemeester te laten weten dat de Molukse jeugd in Moordrecht zich verveelde en verwachtte dat er iets voor hen gedaan zou worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot brandstichting, maar sprak hem vrij van andere telastgelegde feiten, waaronder het bekogelen van politieambtenaren. Tijdens de zitting op 8 januari 2004, waar de verdachte bijgestaan werd door zijn raadsman, heeft de officier van justitie een jeugddetentie van 12 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar legde een lagere straf op dan geëist. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot 8 dagen jeugddetentie, 3 maanden voorwaardelijke jeugddetentie en een taakstraf van 200 uren, met de voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft ook de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde jeugddetentie. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van kinderrechters, die de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/920299-03
rolnummer 0009
's-Gravenhage, 22 januari 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 8 januari 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J.W. de Water, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. I.J.E.H.C. Degeling heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 2b telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 1e cumulatief en 2e cumulatief, 2a en 2c telastgelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De telastlegging
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Vrijspraak
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte bij gewijzigde dagvaarding onder 1, 2e cumulatief en 2a en 2b is telastgelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1, 2e cumulatief (bekladden van het gemeentehuis) overweegt de rechtbank dat niet vast is komen te staan dat verdachte aanwezig is geweest bij de voorbereiding van de onder 1, 1e en 2e cumulatief telastgelegde feiten dan wel op de hoogte was van alle plannen van de groep van welke verdachte op een later moment deel is gaan uitmaken en aldus is niet vast komen te staan dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van dit feit.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
De bewezenverklaring
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 1e cumulatief en 2c vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Strafmotivering
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting in de woning van de burgemeester van Moordrecht door zelfgemaakte rookbommen, gemaakt van pvc-buizen gevuld met sterretjes, aan te steken en in de brievenbus van bedoelde woning te leggen en daarna weg te gaan. De groep tot welke verdachte behoorde heeft het plan ontwikkeld om zowel bij de woning van de burgemeester de rookbommen door de brievenbus te doen als bij het gemeentehuis graffiti aan te brengen om zodoende de burgemeester duidelijk te maken dat de Molukse jeugd van Moordrecht zich verveelt en verwacht dat de burgemeester iets voor deze jeugd doet, aan welk plan vervolgens uitvoering is gegeven. Enkelen van de groep hebben daartoe rookbommen in elkaar gezet waarna de groep zich splitste en één deel naar de woning van de burgemeester en één deel naar het gemeentehuis is gegaan. Verdachte maakte deel uit van het deel dat naar de woning van de burgemeester is gegaan.
Verdachte heeft door te handelen zoals bewezen verklaard blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van anderen. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de mogelijk verstrekkende consequenties van zijn handelen. Het is niet aan verdachte te danken dat de brand zich niet verder heeft ontwikkeld in de woning en er derhalve geen levensbedreigende situatie is ontstaan.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bekogelen van politieambtenaren en politievoertuigen. Op 30 mei 2003 had de groep tot welke verdachte behoorde de politie naar de Molukse wijk gelokt door vuilcontainers en een kruiwagen op de weg te leggen. De groep had zich in twee groepen gesplitst en de politieambtenaren zijn op twee punten opgewacht door de groep waarna de politieambtenaren, terwijl zij in hun politieauto zaten, bekogeld zijn met stukken trottoirtegels. Eén steen is door een ruit van de politieauto gegooid en daarbij is één van de politieambtenaren door die steen geraakt.
Dergelijke feiten zorgen voor ernstige gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en voor gevoelens van onrust in de maatschappij. Verdachte heeft door te handelen zoals bewezen verklaard ook toen blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van anderen. Verdachte heeft bovendien geen enkel respect getoond voor het wettelijke gezag van de politieambtenaren. De rechtbank neemt verdachte een en ander zeer kwalijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op het voorlichtingsrapport strafzaken van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 6 januari 2004, betreffende verdachte. Dit rapport houdt onder meer in, verkort en zakelijk weergegeven:
Mocht de betrokkenheid van betrokkene bij de delicten bewezen worden, adviseert de Raad voor de Kinderbescherming hem te laten deelnemen aan een groepswerkproject. De Raad voor de Kinderbescherming zal een groepsproject ontwikkelen (straf op maat) waarin naast de fysieke arbeid ook een aantal leerelementen worden verwerkt die betrekking hebben op de identiteit, groepsbeïnvloeding en perspectief voor de toekomst.
De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemd rapport gedeeltelijk over en zal het gegeven advies derhalve gedeeltelijk opvolgen.
De rechtbank is van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur, zijnde gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur alsmede een werkstraf van de maximale duur een passende reactie vormen.
Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen:
45, 47, 57, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1, 2e cumulatief en 2a en 2b telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 1e cumulatief en 2c telastgelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
1, 1e cumulatief
MEDEPLEGEN VAN POGING TOT OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN GEMEEN GEVAAR VOOR GOEDEREN TE DUCHTEN IS EN MEDEPLEGEN VAN POGING TOT OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN LEVENSGEVAAR VOOR EEN ANDER TE DUCHTEN IS;
2
OPENLIJK EN IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN GOEDEREN EN PERSONEN;
verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is telastgelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 8 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
en voorts
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 3 MAANDEN;
bepaalt dat die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en voorts
een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 200 uren;
beveelt, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
in verzekering gesteld op 6 oktober 2003;
in voorlopige hechtenis gesteld op 8 oktober 2003;
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van 14 oktober 2003;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. C.E. Dettmeijer-Vermeulen, voorzitter, kinderrechter, E.M.J. Raeijmaekers, kinderrechter en M. Moussault, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.V. Verbree, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 januari 2004.