ECLI:NL:RBSGR:2004:6407

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 augustus 2004
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
09.753234-04
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Timmermans
  • A. Bosma
  • J. Wapenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewelddadige roofovervallen en brandstichting met gevangenisstraf als gevolg

Op 26 augustus 2004 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van twee gewelddadige roofovervallen en brandstichting. De verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman mr. Urcun. Tijdens de zitting op 12 augustus 2004 heeft de officier van justitie, mr. Paulus, een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader een vrouw op brute wijze van haar auto heeft beroofd en vervolgens een benzinestation heeft overvallen, waarbij de pompbediende met een mes werd bedreigd. Na de overval hebben zij de gestolen auto in brand gestoken, wat leidde tot ernstige schade en psychische gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 1000,- aan de benadeelde partij ter vergoeding van immateriële schade, met de verplichting dat dit bedrag aan de Staat wordt betaald. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT

meervoudige kamer
(verkort vonnis)
parketnummer 09.753234-04
's-Gravenhage, 26 augustus 2004
De rechtbank Den Haag, recht doende in strafzaken, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[de verdachte],

Geboren te
[geboorteplaats]op
[geboortedatum] 1979,
wonende te
[woonplaats 1], [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [locatie] te [plaats].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 augustus 2004.
De verdachte is ter terechtzitting gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. Urcun. Een benadeelde partij heeft zich in de zaak gevoegd.
De officier van justitie, mr. Paulus, heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de hem bij dag­ vaarding telastgelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
5jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Inzake de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toe­ wijzing van de vordering en tot veroordeling van verdachte en zijn mededader ieder tot betaling van het gevorderde bedrag, zulks met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De tenlastlegging
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaar­ ding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
p.m.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van taalfouten in de telastlegging, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte.
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert. Verdachte is strafbaar; ten aanzien van hem zijn geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstan­ digheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich met zijn jongere neef schuldig gemaakt aan twee gewelddadige roofover­ vallen. Met het doel een benzinestation te overvallen, hebben zij eerst een vrouw op brute wijze van haar auto beroofd. Deze vrouw werd aan de haren de auto uitgetrokken en als het ware op straat gedumpt. Met die auto zijn verdachte en zijn mededader naar het benzinestation gereden, dat door verdachte voor overval geschikt was bevonden. Verdachte kende dit station als een rustig station en wist dat de pompbediende het geld nog in een schoudertas bij zich droeg. Aldaar hebben verdachte en zijn mededader ook daadwerkelijk toegeslagen. De pompbediende werd het mes op de keel gezet en van zijn geldtas beroofd. Later op die dag hebben verdachte en zijn mededader de geroofde auto in brand gestoken, die daardoor volkomen is verwoest.
Het zijn ernstig feiten. Voor beide personen die hiervan het slachtoffer zijn geworden, is de overval waarmee zij werden geconfronteerd een zeer schokkende ervaring geweest, die zij niet gemakkelijk, mogelijk zelfs nooit te boven zullen komen. Ook versterken feiten als deze de in de samenleving aanwezige gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank rekent verdachte, die een leidende rol heeft uitgeoefend en in het verleden reeds wegens vermogensdelicten, waarbij eveneens van geweld sprake was, met politie en justitie in aanraking is gekomen, deze feiten dan ook ernstig aan. Een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd acht zij passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij.
[naam] heeft zich als benadeelde partij in deze zaak gevoegd ter zake van een vordering van € 1361,-, ter vergoeding van immateriële schade.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de vordering recht­ streeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. Ook acht de rechtbank aannemelijk dat de benadeelde partij psychische schade is toegebracht. Ter vergoeding van die schade acht de rechtbank toewijzing van een bedrag van € 1000,- redelijk en billijk.
Aangezien de rechtbank verdachte en zijn mededader ieder voor het geheel van de schade aan­ sprakelijk acht, zal zij verdachte en zijn mededader ieder tot betaling van het toe te wijzen bedrag veroordelen, met dien verstande dat betaling door de een de ander van diens betalingsver­ plichting bevrijdt.
In de aard van het strafbare feit ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat het aan de benadeelde partij verschuldigde bedrag wordt betaald aan de Staat, waartoe de rechtbank de in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht bedoelde schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De toepasselijke wetsartikelen
De artikelen: 36f, 47, 57,157, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oog­ merk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchtenis;
verklaart het bewezene en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte voor deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 jaren;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht {in verzekering gesteld op
3 mei 2004 en in voorlopige hechtenis gesteld op 6 mei 2004);
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
beslist inzake de vordering van de benadeelde partij als volgt:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1000,-;
veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van€ 1000,- te betalen aan [naam], wonende te [woonplaats 2], tevens met veroordeling van verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt verdachte de verplichting op het toegewezen bedrag van€ 1000,-ten behoeve van [naam] te betalen aan de Staat;
bepaalt dat, voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschul­ digde bedrag volgt, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen, zulks onder handhaving van de betalingsverplichting;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
bepaalt dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door zijn mede dader, van zijn betalingsverplichting z.al zijn bevrijd tot de hoogte van het door zijn mededader betaalde bedrag.

parketnummer 09.753234-04 [de verdachte]

-6-

Dit vonnis is gewezen door mr. Timmermans,
mrs Bosma en Wapenaar,
in tegenwoordigheid van mr. Hoekstra,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 augustus 2004.
voorzitter, rechters, griffier,