ECLI:NL:RBSGR:2003:BH6869

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 december 2003
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02-716 , 176681
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A. Koppen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen van de Staat jegens Avera B.V. en Avera Communications B.V. betreffende toelating van 27 MHz apparatuur op de Nederlandse markt

In deze zaak vorderden Avera B.V. en Avera Communications B.V. bij de Rechtbank 's-Gravenhage een verklaring voor recht dat de hoofddirectie Telecommunicatie en Post (HDTP) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat onrechtmatig had gehandeld. Dit onrechtmatig handelen bestond uit het meedelen aan afnemers en consumenten dat de 27 MHz zendontvanger, de 'President James', niet in Nederland was toegelaten. Avera stelde dat deze mededelingen de verkoop van hun product ernstig hadden geschaad en dat zij hierdoor schade hadden geleden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de 'President James' op de Franse markt was toegelaten en dat er geen Nederlandse machtiging noodzakelijk was voor de verkoop in Nederland. De Staat voerde verweer op basis van verjaring en stelde dat de apparatuur niet in overeenstemming was met de goedkeuring die in Frankrijk was verleend. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de mededelingen van HDTP onrechtmatig waren, omdat deze de omzet van Avera negatief beïnvloedden.

De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van Avera, voor zover niet verjaard, konden worden toegewezen. De Staat werd veroordeeld tot schadevergoeding en in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 24 december 2003, waarbij de rechtbank de onrechtmatigheid van het handelen van de Staat bevestigde en de schadevergoeding opmaakte bij staat.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
Vonnis in de zaak met rolnummer 02-716 van:
1. de besloten vennootschap Avera B.V.,
2. de besloten vennootschap Avera Communications B.V.,
beide gevestigd te Breda,
eisers,
procureur: mr. W. Taekema,
tegen
de Staat der Nederlanden (ministerie van Verkeer en Waterstaat),
waarvan de zetel is gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur: mr. A.J. Boorsma.
Partijen worden hierna aangeduid als 'Avera' (eisers gezamenlijk in enkelvoud) en 'de Staat'.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 27 februari 2002, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties, waaronder de processen-verbaal van op 22 november 2000 en 21 maart 2001 gehouden voorlopig getuigenverhoor;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de akte uitlating producties van Avera.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. Feiten
1.1. Avera houdt zich bezig met de (groot)handel in zend/ontvanginstallaties voor zowel particulier als zakelijk gebruik. Omstreeks juli 1994 heeft Avera een 27 MHz zendontvanger op de markt gebracht, de "President James". Avera importeerde de President James uit Frankrijk.
1.2. De President James was op 18 april 1994 in Frankrijk toegelaten onder nummer 94 0153 CB O.
1.3. De hoofddirectie Telecommunicatie en Post (HDTP) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft bij brief van 28 oktober 1994 Avera gesommeerd onmiddellijk te stoppen met het op de Nederlandse markt brengen van de President James en alle aan de wederverkopers gedistribueerde en aan consumenten verkochte apparaten terug te nemen. Aangekondigd werd dat HDTP vanaf één week na dagtekening van dit schrijven controles bij wederverkopers zou gaan uitvoeren. Voor het geval genoemde apparatuur op de Nederlandse markt zou worden aangetroffen, werd strafrechtelijk optreden in het vooruitzicht gesteld.
1.4. Bij brief van 3 november 1994 is HDTP namens Avera aansprakelijk gesteld voor iedere belemmering van de verkoop van de President James.
1.5. Op 11 november 1994 is de debiteurenadministratie van Avera in beslag genomen. Deze is op 16 november 1994 teruggebracht.
1.6. Op 17 november 1994 zijn drie exemplaren van de president James in beslag genomen in het bedrijf van [A.] te Breda.
1.7. Consumenten en ondernemingen zijn door HDTP vanaf november 1994 gewezen op de aan het bezit en de verkoop van de President James verbonden strafrechtelijke risico's.
1.8. Bij brief van 20 september 1999 aan HDTP is de Staat namens Avera aansprakelijk gesteld voor de schade ten gevolge van zijn onrechtmatig handelen, daarin bestaande dat vanaf november 1994 door of namens HDTP aan mogelijke afnemers of geïnteresseerden werd verteld dat de President James niet was toegelaten in Nederland.
2. Geschil
2.1. Avera vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven:
I. te verklaren voor recht dat HDTP jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij zonder grond strafrechtelijk is opgetreden tegen Avera of afnemers van Avera en doordat zij aan Avera, afnemers/klanten van Avera en anderen, onder wie consumenten, heeft meegedeeld dat de "President James" niet in Nederland was toegelaten;
II. de Staat te veroordelen tot vergoeding van de door Avera ten gevolge van dit onrechtmatig handelen geleden schade, op te maken bij staat;
III. veroordeling van de Staat in de kosten van de procedure.
De vordering berust op voormelde feiten en voorts op de stelling dat op grond van de in Frankrijk verleende goedkeuring geen Nederlandse machtiging noodzakelijk was. Door voormeld onrechtmatig handelen namens de Staat is de verkoop van de President James onmiddellijk nagenoeg tot nul gereduceerd en zijn eer en goede naam van Avera aangetast. De schade bestaat uit gemiste omzet en winst, naast immateriële schade.
2.2. De Staat voert gemotiveerd verweer.
3. Beoordeling
3.1. De Staat beroept zich ten verweer allereerst op verjaring van de vorderingen, voor zover deze betrekking hebben op het strafvorderlijk optreden en op mededelingen die van vóór 1 november 1994 dateren.
Dit verweer is gegrond voor zover het de (on)rechtmatigheid van het strafvorderlijk optreden namens de Staat betreft. In zoverre is de verjaring immers niet door de brief van 20 september 1999 gestuit. Avera heeft niet gesteld dat vóór 1 november 1994 onjuiste mededelingen over de toelating van de President James zijn gedaan, zodat het beroep op verjaring verder geen bespreking behoeft.
3.2. De Staat heeft ten verweer vervolgens aangevoerd dat voor de aanleg, het aanwezig hebben en het gebruik van de President James op grond van artikel E.2 van het toenmalige Besluit radio-elektrische inrichtingen (Bri) in verbinding met artikel E.1 van het Bri en artikel 17, eerste lid, van de toenmalige Wet op de telecommunicatievoorzieningen (Wtv) een machtiging vereist was, aangezien de mechanische, elektrische of elektronische uitvoering van deze zendinrichting niet of niet meer in overeenstemming was met het type waarvoor (in Frankrijk) een verklaring van toelating was afgegeven, terwijl het op grond van artikel 26 van de Wtv was verboden om radio-elektrische zend- of ontvanginrichtingen af te leveren, te verhuren dan wel op andere wijze ter beschikking te stellen aan natuurlijke of rechtspersonen aan wie niet de vereiste machtiging was verleend.
Avera heeft daartegen ingebracht dat de President James door haar in ongewijzigde toestand werd doorverkocht.
De Staat acht deze stelling irrelevant. Het gaat erom dat de instellingen van het apparaat vrij eenvoudig konden worden gewijzigd, waardoor niet-toegestane mogelijkheden beschikbaar kwamen voor de gebruiker, aldus de Staat bij antwoord (positum 6.14). Onder de elektronische uitvoering van de inrichting valt ook de softwarematig ingebouwde mogelijkheid om (door middel van het indrukken van een reeks knoppen of andere modificaties die geen ingrijpende wijzigingen aan het apparaat vergen) de capaciteiten en instellingen van een apparaat te wijzigen. Met het activeren van die mogelijkheid is niet langer sprake van overeenstemming met het type waarvoor de verklaring van toelating was afgegeven, tenzij die mogelijkheid tot wijziging nadrukkelijk onder ogen is gezien bij het verlenen van de verklaring van geen bezwaar, aldus de Staat bij dupliek (positum 3.2.3).
3.3. Niet in geschil is dat een Franse met een Nederlandse verklaring van toelating gelijkgesteld moet worden. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de Staat niet betwist dat de door Avera op de Nederlandse markt gebrachte apparaten (nog) in overeenstemming waren met het type waarvoor in Frankrijk een verklaring van toelating was afgegeven. Dit betekent dat het verweer van de Staat moet worden verworpen.
De rechtbank ziet, anders dan de Staat, voor een ruimere dan de letterlijke interpretatie van artikel E2 van het Bri geen grond, nog daargelaten dat, indien zou moeten worden aangenomen dat apparatuur die in Frankrijk legaal op de markt was gebracht niet in Nederland mocht worden afgeleverd, de bepaling zou moeten worden opgevat als een - in beginsel verboden - maatregel van gelijke werking in de zin van het huidige artikel 28 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
3.4. Het voorgaande betekent dat het op de markt brengen van de President James niet was verboden. Gelet hierop heeft HDTP naar het oordeel van de rechtbank jegens Avera onrechtmatig gehandeld door de onder 1.7 bedoelde mededelingen te doen, waarvan zij redelijkerwijs kon vermoeden dat deze de omzet van Avera nadelig zouden beïnvloeden. Avera heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij daardoor schade heeft geleden in de vorm van winstderving.
3.5. De rechtbank concludeert dat de vorderingen voor zover deze niet zijn verjaard, kunnen worden toegewezen. De Staat zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart voor recht dat HDTP jegens Avera onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij aan afnemers/klanten van Avera en anderen, onder wie consumenten, heeft meegedeeld dat de "President James" niet in Nederland was toegelaten;
- veroordeelt de Staat tot vergoeding van de door Avera ten gevolge van dit onrechtmatig handelen geleden schade, op te maken bij staat;
- veroordeelt de Staat in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Avera begroot op € 193,- aan griffierecht en € 975,- aan salaris van de procureur;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. P.A. Koppen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 december 2003 in tegenwoordigheid van de griffier