ECLI:NL:RBSGR:2003:AO3082
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling en kennisgeving voortduren vrijheidsontneming
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 18 december 2003 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, hier aangeduid als eiser, die in bewaring was gesteld op 28 april 2003. Eiser, van Egyptische en Algerijnse nationaliteit, was op dat moment verblijvende in het Huis van Bewaring te Ter Apel. De rechtbank diende te beoordelen of de kennisgeving van het voortduren van de bewaring door de verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, tijdig was gedaan. Volgens artikel 96, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) dient de verweerder de rechtbank uiterlijk vier weken na de uitspraak in kennis te stellen van het voortduren van de vrijheidsontneming, tenzij de vreemdeling zelf eerder beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor de kennisgeving aanvangt op de dag na de vorige uitspraak, en dat de kennisgeving op de achtentwintigste dag van de termijn tijdig was.
Eiser had verzocht om opheffing van de bewaring en schadevergoeding, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank overwoog dat, hoewel eiser al meer dan zes maanden in bewaring was, de voortduring van de bewaring gerechtvaardigd was. Dit was gebaseerd op het belang van de verweerder bij de voortzetting van de bewaring, gezien de eerdere ongewenstverklaring van eiser en het feit dat hij zich niet aan aanzeggingen had gehouden om Nederland te verlaten. De rechtbank concludeerde dat er nog zicht was op uitzetting, mede door de voortgang van de laissez-passer-aanvraag bij de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank benadrukte dat de rechtmatigheid van de bewaring niet in strijd was met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat het beroep ongegrond was verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.