ECLI:NL:RBSGR:2003:AO0998
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onterecht opgelegde vrijheidsontneming en schending van het beginsel van fair play in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 december 2003 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontneming van eiser, die op 5 december 2003 in bewaring was gesteld door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Eiser was opgeroepen voor een gesprek bij de vreemdelingendienst, waarbij hij in de veronderstelling verkeerde dat het om een routinegesprek ging over zijn verblijfsstatus. Echter, de rechtbank oordeelde dat de vordering tot het verstrekken van inlichtingen niet duidelijk maakte dat het gesprek ook betrekking had op de verwijdering van eiser uit Nederland. Dit gebrek aan duidelijkheid leidde tot de conclusie dat eiser onjuist was voorgelicht over het doel van het gesprek, wat in strijd was met het beginsel van fair play.
De rechtbank stelde vast dat verweerder had gehandeld in strijd met het willekeurverbod zoals vastgelegd in artikel 5, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was en dat de maatregel tot vrijheidsontneming moest worden opgeheven. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan eiser, die op € 644,- werden vastgesteld. De rechtbank heropende het onderzoek om een nadere uitspraak te doen over de omvang van de schadevergoeding die eiser mogelijk toekwam.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en eerlijkheid in procedures die betrekking hebben op vreemdelingenrecht, en bevestigt dat onduidelijkheid in communicatie kan leiden tot schending van rechten van betrokkenen. De partijen hebben de mogelijkheid om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.