ECLI:NL:RBSGR:2003:AO0949

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/757302-03
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Hensen
  • De Graaf
  • Veldt-Foglia
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

Op 23 december 2003 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een mededader betrokken was bij de moord op een slachtoffer. De verdachte heeft samen met anderen een cocaïne transport van de Nederlandse Antillen naar Nederland georganiseerd, dat mislukte doordat de douane de cocaïne op Schiphol onderschepte. In een poging om de verloren cocaïne terug te krijgen, heeft de verdachte het slachtoffer en een medeverdachte onder druk gezet door hen van hun vrijheid te beroven. Dit leidde uiteindelijk tot de moord op het slachtoffer, wiens lichaam op 7 januari 2003 werd aangetroffen in het Westerpark in Zoetermeer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zeer ernstige misdrijven, waaronder moord en verschillende overtredingen van de Opiumwet. De rechtbank rekende de verdachte de koelbloedige daad van moord zeer ernstig aan, evenals zijn betrokkenheid bij de drugshandel die leidde tot de vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 13 jaar op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werden inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer. De uitspraak benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de rechtsorde en de nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/757302-03
's-Gravenhage, 23 december 2003
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], thans gedetineerd P.I. Zuid West, HvB De Torentijd, te Middelburg.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 9 december 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr A.M. van Kuijeren, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Klee heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij gewijzigde dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 tot en met 5 zullen worden verbeurdverklaard en dat het voorwerp genummerd 6 zal worden onttrokken aan het verkeer.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Bewijsoverweging met betrekking tot feit 1.
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende:
Verdachte heeft samen met anderen, waaronder het slachtoffer [slachtoffer], een cocaïne transport van de Nederlandse Antillen naar Nederland georganiseerd. Dit transport is misgelopen doordat de cocaïne op Schiphol door de douane is onderschept. Verdachte en zijn mededader hebben het vervolgens nodig gevonden om het slachtoffer en [medeverdachte], die eveneens bij het transport was betrokken en die hiervoor inmiddels ook is veroordeeld, onder druk te zetten om de blokken cocaïne alsnog in hun bezit te krijgen. Klaarblijkelijk waren het slachtoffer en [medeverdachte] in de ogen van de verdachte en zijn mededader verantwoordelijk voor het niet kunnen vinden van de blokken cocaïne. Hiertoe hebben zij het slachtoffer en
[medeverdachte] in een woning in Den Haag van hun vrijheid beroofd en beroofd gehouden van vrijdag op zaterdag (3 en 4 januari 2003). Het slachtoffer heeft aldaar ook klappen gekregen en het slachtoffer en [medeverdachte] zijn daar ook bedreigd. [medeverdachte] heeft verklaard dat het slachtoffer meermalen heeft aangegeven dat verdachte en zijn mededader hen dood zouden maken. [medeverdachte] is er op uitgestuurd om de cocaïne op Schiphol op te sporen. [medeverdachte] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt om aan verdachte en zijn mededader te ontsnappen. Uit taps van gebruikte telefoons en gebruikte zendmasten blijkt, dat verdachte, zijn mededader en het slachtoffer nadat zij de woning in Den Haag hebben verlaten, wel bij elkaar zijn gebleven. Dit is voorts bevestigd door een getuige die hen heeft gezien toen zij op zoek waren naar [medeverdachte]. De geschiedenis is geëindigd zoals door het slachtoffer is voorspeld. Het slachtoffer wordt vermoord en zijn dode lichaam wordt op 7 januari 2003 in het Westerpark in Zoetermeer aangetroffen Gebleken is dat het Westerpark bij de medeverdachte bekend was, omdat zijn zoon daar heeft gevoetbald. Het was derhalve bekend, dat dit een afgelegen, rustige plek was, wat het een geschikte plek maakte om een lijk achter te laten.
Nu verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer gedurende lange tijd van zijn vrijheid hebben beroofd volgt uit de lange aanloop dat er naar het oordeel van de rechtbank voor verdachte en zijn mededader meerdere momenten zijn geweest waarop zij hadden kunnen besluiten van hun voornemen af te zien; bovendien was het tijdsverloop voldoende om zich te beraden op hun voorgenomen daad en om zich rekenschap van de consequentie te geven. De rechtbank concludeert dan ook dat sprake is van voorbedachte raad welke eveneens voortvloeit uit het motief.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft samen met een ander iemand vermoord. Verdachte en/of zijn mededader deden dit door van dichtbij schoten op het slachtoffer af te vuren. Verdachte heeft zich dusdoende schuldig gemaakt aan een zeer ernstig misdrijf, te weten het opzettelijk van het leven beroven van een medemens. Als gevolg van dit misdrijf is de rechtsorde ernstig geschokt. Hij heeft daarmee groot verdriet en onherstelbaar leed voor de nabestaanden teweeggebracht. De rechtbank rekent verdachte deze koelbloedige daad zeer ernstig aan.
In de periode voorafgaande aan de dood van het slachtoffer had verdachte samen met onder anderen het slachtoffer bijna veertien kilogram cocaïne in Nederland ingevoerd. Bij zijn aanhouding trof de politie in verdachtes woning een hoeveelheid cocaïne aan en bovendien heeft verdachte gedurende ruim drie jaren gedeald in cocaïne. Verdachte heeft met deze handelwijze bijgedragen aan het in stand houden van het circuit van verslaafden, zonder oog te hebben voor de risico’s die zulks oplevert voor de volksgezondheid en voor de maatschappelijke problemen die dit met zich brengt.
Toen bleek dat de in te voeren cocaïne uit de macht van verdachte en zijn mededaders was verdwenen, heeft hij op schrijnende wijze duidelijk gemaakt dat de invoer van drugs kan leiden tot andere misdrijven door het slachtoffer gedurende enige dagen van zijn vrijheid te beroven om op die wijze druk uit te oefenen om de cocaïne in handen te krijgen. Deze vrijheidsberoving is uitgelopen op de dood van een persoon.
De rechtbank rekent verdachte de invoer van drugs dan ook eveneens ernstig aan.
In aanmerking genomen het voorafgaande en de omstandigheid dat verdachte blijkens zijn strafblad eerder wegens overtreding van de Opiumwet tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 tot en met 5 verbeurdverklaren, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien
deze aan verdachte toebehorende voorwerpen (1 en 2) geheel of grotendeels door middel van het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit zijn verkregen en met betrekking tot deze aan verdachte toebehorende voorwerpen (4 en 5) het onder 3 bewezenverklaarde feit is begaan en met betrekking tot dit aan verdachte toebehorende voorwerp (3) het onder 4 bewezenverklaarde feit is begaan;
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 6 onttrekken aan het verkeer, zijnde dit voorwerp voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 5 bewezenverklaarde feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 282 en 289 van het Wetboek van Strafrecht
en de artikelen 2 (oud) en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feit 1: Medeplegen van moord;
feit 2: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A (oud), van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder B (oud), van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4: Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden (meermalen gepleegd);
feit 5: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C (oud), van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 13 jaar;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 12 juni 2003,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 13 juni 2003;
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, 2, 3, 4 en 5;
verklaart onttrokken aan het verkeer het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 6;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Hensen, voorzitter,
De Graaf en Veldt-Foglia, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Bezooijen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 december 2003.