ECLI:NL:RBSGR:2003:AN9466
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van vrijheidsontnemende maatregel in asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 november 2003 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de rechtmatigheid van een vrijheidsontnemende maatregel die was opgelegd aan eiser, een staatloze Palestijn die asiel had aangevraagd. Eiser was op 22 oktober 2003 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd, waarna de maatregel op grond van artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000 werd toegepast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel rechtmatig was opgelegd en voortduurde, ondanks de stelling van eiser dat er sprake was van een overschrijding van de 48-uurstermijn in de asielprocedure. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel losstaat van de asielprocedure zelf en dat de AC-rechter hierover een beslissing moet nemen. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat de rechter die de vrijheidsontnemende maatregel beoordeelt geen oordeel mag geven over de kansrijkheid van de rechtsmiddelen in de asielprocedure. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat de vrijheidsontnemende maatregel niet werd opgeheven. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen de beoordeling van de vrijheidsontnemende maatregel en de asielprocedure, en bevestigt de noodzaak voor een gedetailleerde kennisname van het AC-dossier door de AC-rechter.