ECLI:NL:RBSGR:2003:AN9450

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/807
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf wegens bewijsnood

In deze zaak gaat het om de aanvraag van A, van Pakistaanse nationaliteit, om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel gezinshereniging. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen op 21 maart 2001, en het bezwaar daartegen werd op 3 januari 2002 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft eerder, op 10 juli 2002, het beroep van eiseres gegrond verklaard en het besluit van 3 januari 2002 vernietigd. Echter, bij een nieuw besluit op 3 december 2002 werd het bezwaar wederom ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep dat op 2 januari 2003 werd ingesteld.

De rechtbank heeft op 6 november 2003 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 30 oktober 2003 werd duidelijk dat er geen criteria voor het begrip 'bewijsnood' waren vastgesteld door de verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 19 januari 2000 tracht om haar huwelijksakte gelegaliseerd te krijgen, en dat het voor haar zeer moeilijk is om de benodigde documenten te verkrijgen. De rechtbank heeft gebruik gemaakt van haar bevoegdheid op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verweerder opgedragen om eiseres en haar kinderen in de gelegenheid te stellen om hun afstamming middels DNA-onderzoek aan te tonen.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 644,-- voor rechtsbijstand en € 109,-- voor griffierecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat het standpunt van verweerder dat eiseres niet in bewijsnood verkeert, niet kan standhouden, en heeft de noodzaak van DNA-onderzoek erkend.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
nevenzittingsplaats Alkmaar
enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de zitting van 6 november 2003 inhoudende mondelinge
U I T S P R A A K
artikel 8:67 jo artikel 8:70 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg.nr: AWB 03/807 MVV
inzake: A, van Pakistaanse nationaliteit, eiseres, mede namens haar drie minderjarige kinderen,
gemachtigde: mr. M.J.A. Leijen, advocaat te Alkmaar,
tegen: de Minister van Buitenlandse Zaken, het Hoofd van de Visadienst, verweerder,
gemachtigde: drs. P.E.G. Heijdanus Meershoek, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2003. Eiseres is aldaar vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig B, referent.
Ter zitting van 30 oktober 2003 is het onderzoek gesloten en aan partijen meegedeeld dat mondeling uitspraak zou worden gedaan heden 6 november 2003.
DICTUM
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de datum van verzending van dit proces-verbaal eiseres en de kinderen van eiseres in de gelegenheid stelt om hun afstamming middels DNA-onderzoek aan te tonen. Voorts wordt verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van het in deze uitspraak bepaalde.
Verweerder wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn begroot op € 644,-- (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) als kosten van verleende rechtsbijstand, te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier. Op grond van het bepaalde in artikel 8:74 Awb wijst de recht-bank de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht, groot € 109,-- (zegge: honderdnegen euro).
Aan deze uitspraak ligt de navolgende motivering ten grondslag.
MOTIVERING
Bij besluit van 21 maart 2001 is de aanvraag van eiseres om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), met als doel gezinshereniging, afgewezen. Het hiertegen gerichte bezwaar is bij besluit van 3 januari 2002 ongegrond verklaard. Deze rechtbank, nevenzittingsplaats Alkmaar, heeft bij uitspraak van 10 juli 2002 het hiertegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 3 januari 2002 vernietigd. Verweerder heeft bij besluit van 3 december 2002 het bezwaar wederom ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit bij beroepschrift van 2 januari 2003 beroep ingesteld bij de rechtbank.
In het bestreden besluit wordt de afgifte van de gevraagde mvv geweigerd op grond van het ontbreken van gelegaliseerde akten waaruit de familierechtelijke betrekking tussen referent en eiseres en haar kinderen blijkt en op grond van het ontbreken van voldoende middelen van bestaan. In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat in het bestreden besluit (wederom) ten onrechte aan artikel 3.75 Vreemdelingenbesluit 2000 is gerefereerd en gesteld dat thans alleen nog het ontbreken van geverifieerde en gelegaliseerde akten ten bewijze van het huwelijk en de afstamming wordt tegengeworpen. Voorts stelt verweerder dat hoewel de vereiste akten ontbreken niet gesproken kan worden van bewijsnood, zodat aan eiseres geen DNA-onderzoek kan worden aangeboden.
De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van verweerder dat eiseres niet in bewijsnood verkeert, de toetsing in rechte niet kan doorstaan.
In B2/12.2 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is als hoofdregel bepaald dat de staat van personen wordt aangetoond aan de hand van officiële gelegaliseerde bescheiden. Naast andere vrijstellingen (in B2/12.3 en 4) is in B2/12.5 Vc 2000 de vrijstelling 'bewijsnood' opgenomen. In laatstgenoemde paragraaf is bepaald dat van de voorwaarde van het overleggen van uit het buitenland afkomstige gelegaliseerde documenten kan worden vrijgesteld de persoon die wegens bewijsnood niet in staat is dergelijke documenten over te leggen. In dit beleid is geen nadere aanduiding van het begrip bewijsnood opgenomen.
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting aangegeven dat hem geen criteria ter bepaling van bewijsnood bekend zijn en dat terzake geen schriftelijk, kenbaar, beleid wordt gevoerd. Ook in het bestreden besluit ontbreekt een nadere aanduiding van de inhoud van het begrip bewijsnood. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit een draagkrachtige motivering mist. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en het bestreden besluit worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 Awb.
Eiseres heeft de rechtbank gevraagd verweerder op te dragen een DNA-onderzoek mogelijk te maken. De rechtbank ziet aanleiding, gelet op de duur van de procedure, de proceshouding van verweerder en het standpunt van verweerder ter zitting, gebruik te maken van de bevoegdheid van artikel 8:72, vierde lid, Awb en verweerder op te dragen eiseres in de gelegenheid te stellen door middel van DNA-onderzoek de afstammingsrelatie te bewijzen.
Daartoe is redengevend dat de rechtbank van oordeel is dat wel sprake is van bewijsnood aan de zijde van eiseres. Nu criteria voor het bepalen van 'bewijsnood' ontbreken, zal de rechtbank aansluiten bij de letterlijke betekenis van dit woord: bewijsnood ziet op de situatie waarin het voor iemand zeer moeilijk is om een bepaald feit te bewijzen. Deze situatie doet zich hier voor nu vaststaat dat eiseres reeds sinds 19 januari 2000 tracht om de huwelijksakte gelegaliseerd te krijgen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
mr. J.A. Huisman,
mr. M. Lolkema,
griffier lid van de enkelvoudige kamer
Tegen de in dit proces-verbaal neergelegde uitspraak staat geen hoger beroep open.
afschrift verzonden op: 20 november 2003
Conc.:hh
Bp:-
D:B