ECLI:NL:RBSGR:2003:AN8567

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/44600
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde asielaanvraag op grond van artikel 30 Vw 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 september 2003 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een herhaalde asielaanvraag door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Eiseres, een Somalische vrouw, heeft sinds 27 mei 2000 in Nederland verbleven en diende op 12 augustus 2003 een herhaalde aanvraag in voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. De aanvraag werd afgewezen op 14 augustus 2003, waarbij verweerder zich beroept op artikel 30, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiseres betwistte deze afwijzing en stelde dat haar brief van 30 juni 2003, waarin zij verzocht om gebruik te maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid, niet als een aanvraag kon worden aangemerkt.

De rechtbank oordeelde dat de 14-1-brief van eiseres wel degelijk als een aanvraag kon worden beschouwd, omdat deze een verzoek bevatte om gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid van de verweerder. De rechtbank stelde vast dat er sprake was van een eerdere aanvraag voor een verblijfsvergunning, waarop nog niet onherroepelijk was beslist, en dat eiseres rechtmatig verblijf had op basis van deze eerdere aanvraag. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de herhaalde aanvraag door verweerder terecht was, omdat de aanvraag niet inhoudelijk was behandeld, maar op basis van artikel 30, aanhef en onder c, Vw 2000 was afgewezen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. I.S. Post.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
juncto artikel 71 Vreemdelingenwet
Reg.nr : AWB 03/44600 VRWET
Inzake : A, eiseres, woonplaats kiezende ten kantore van haar gemachtigde, mr. A.J.J. Fraanje, advocaat te Dordrecht,
tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, voorheen Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. L.J.J. Stams, ambtenaar ten departemente.
I. PROCESVERLOOP
1. Eiseres heeft gesteld dat zij is geboren op […] 1975 en dat zij de Somalische nationaliteit bezit. Zij verblijft sedert 27 mei 2000 als vreemdeling in Nederland. Op 12 augustus 2003 heeft zij mede namens haar twee minderjarige kinderen B (geboren op […] 2001) en C (geboren op […] 2003) een herhaalde aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Verweerder heeft op 14 augustus 2003 eiseres schriftelijk mededeling gedaan van het voornemen de aanvraag af te wijzen. Eiseres heeft haar zienswijze op deze mededeling schriftelijk naar voren gebracht. Bij besluit van 14 augustus 2003 heeft verweerder in een aanmeldcentrum de aanvraag van eiseres ingevolge artikel 30, aanhef en sub c, van de Vw 2000 afgewezen.
2. Bij schrijven van 14 augustus 2003 heeft eiseres tegen dit besluit een beroepschrift ingediend bij de rechtbank.
3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
4. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2003. Eiseres is niet ter zitting verschenen, maar heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich eveneens doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
1. In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit in het licht van de daartegen aangedragen beroepsgronden de toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder haar herhaalde aanvraag ten onrechte met toepassing van artikel 30, aanhef en onder c, van de Vw 2000 heeft afgewezen. Zij heeft daartoe in beroep aangevoerd dat haar brief van 30 juni 2003 aan verweerder (de zogenaamde 14-1 brief) om gebruik te maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid naar aanleiding van de door voormalig Minister Nawijn op 14 januari 2003 gedane toezeggingen, niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Vreemdelingenwet.
3. De rechtbank stelt vast dat het geschil zich toespitst op de vraag of verweerder de onderhavige, herhaalde asielaanvraag van eiseres - onder verwijzing van artikel 30, aanhef en onder c, van de Vw 2000 - heeft mogen afwijzen zonder de aanvraag inhoudelijk te behandelen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Ingevolge artikel 30, aanhef, sub c, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afgewezen, indien de vreemdeling eerder een aanvraag voor verlening van een verblijfsvergunning heeft ingediend waarop nog niet onherroepelijk is beslist en hij op grond van die aanvraag rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder f, g of h.
Bij brief van 30 juni 2003 heeft eiseres de Minister verzocht om op grond van schrijnende omstandigheden gebruik te maken van zijn inherente afwijkingsbevoegdheid. Naar aanleiding van deze brief heeft verweerder op 10 juli 2003 een afwijzend besluit genomen, hetgeen overigens ook niet in geschil is in deze procedure. Tegen dit afwijzend besluit heeft eiseres een bezwaarschrift en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittinghoudende te Maastricht, van 29 juli 2003 is het verzoek om een voorlopige voorziening om uitzetting achterwege te laten totdat op het door eiseres ingediende bezwaarschrift is beslist toegewezen. De rechtbank stelt vast dat eiseres derhalve rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder h van de Vw 2000.
De rechtbank is van oordeel dat de 14-1 brief van eiseres kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 30, aanhef, sub c, van de Vw 2000. De rechtbank baseert dit oordeel op de redactie van bedoelde brief, waarin eiseres verweerder verzoekt gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid om haar een verblijfsvergunning te verlenen, waarop ook een besluit is genomen. Dat geen gebruik werd gemaakt van de daartoe door verweerder opgestelde aanvraagformulieren als bedoeld in artikel 3.99 Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) doet hieraan niet af, nu verweerder eiseres deze omstandigheid niet heeft tegengeworpen.
Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank dan ook van oordeel dat er sprake is van een eerdere aanvraag voor verlening van een verblijfsvergunning, waarop nog niet onherroepelijk is beslist en op grond waarvan eiseres rechtmatig verblijf heeft.
Overigens wijst de rechtbank er op dat de gemachtigde van eiseres bij de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar tegen het afwijzende besluit naar aanleiding van bedoelde 14-1 brief, niet heeft aangevoerd dat er geen sprake was van een aanvraag.
4. Verweerder heeft gelet op het voorgaande de aanvraag terecht afgewezen op grond van artikel 30, aanhef, sub c, van de Vw 2000. Verweerder heeft deze beslissing uit het oogpunt van zorgvuldig onderzoek binnen 48 proces-uren kunnen nemen.
5. Het beroep is derhalve ongegrond.
6. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De rechtbank ‘s-Gravenhage
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman en uitgesproken in het openbaar op 4 september 2003, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Post, griffier.
RECHTSMIDDEL
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage (Nadere informatie www.raadvanstate.nl).
afschrift verzonden op: