ECLI:NL:RBSGR:2003:AN7561

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-900534-03; 09-900275-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Koek
  • J. van den Boom
  • M. van Wezel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor meermalen gepleegde feitelijke aanranding van de eerbaarheid op begraafplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 november 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het meermalen plegen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte heeft in juni en april 2003 op de begraafplaats Eikelenburg te Rijswijk twee oudere vrouwen lastiggevallen. De eerste vrouw was een zestigjarige, slecht ter been zijnde vrouw die zich met een rollator voortbewoog, en de tweede vrouw was een achtenzeventigjarige vrouw. Beide vrouwen bezochten het graf van een dierbare en werden door de verdachte benaderd onder het voorwendsel van een gesprek over Reiki. De verdachte wist de vrouwen te overtuigen om zich door hem te laten masseren, waarbij hij seksuele bijbedoelingen had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de lichamelijke integriteit van de vrouwen had geschonden en dat hij zich schuldig had gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en een verbod om zich op de begraafplaats te begeven, behalve voor begrafenissen van bekenden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 1.000,- aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 60 dagen bevolen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met inachtneming van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-900534-03; 09-900275-02 (tul)
rolnummer 0010; 0011
's-Gravenhage, 5 november 2003
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, HvB Nieuw Vosseveld 2 te Vught.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 22 oktober 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr R. Heemskerk, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Rijsdorp heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij -
gewijzigde - dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden voorwaarden reclasseringstoezicht, ook indien dat inhoudt het volgen van een behandeling bij "De Waag", en voorts de voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal begeven op de begraafplaats Eikelenburg te Rijswijk, behoudens voor de eventuele begrafenis(sen) van (een) kennis(sen) van verdachte.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.250,= subsidiair 25 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
Ten slotte heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 18 februari 2003 is veroordeeld, te weten 60 dagen gevangenisstraf.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft twee maal - in juni en april 2003 - op de begraafplaats Eikelenburg te Rijswijk een hem onbekende oudere vrouw lastiggevallen. In juni betrof het een zestigjarige, slecht ter been zijnde vrouw die zich voortbewoog met behulp van een rollator, en in april betrof het een achtenzeventigjarige vrouw. Beiden bezochten het graf van een dierbare. Verdachte ging beide keren op dezelfde manier te werk: hij begon een praatje met een vrouw over Reiki, wachtte tot er geen andere mensen meer in de buurt waren en wist de vrouw over te halen zich door hem de schouders en nek te laten masseren. Tijdens deze "massage" merkte de in het nauw gedreven vrouw dat verdachte seksuele bijbedoelingen had. Een van de vrouwen stond daarbij klem tegen haar rollator. Bij haar heeft hij met zijn stijve penis tegen haar rug geduwd. Van de andere vrouw heeft hij haar hand vastgepakt en hiermee over zijn stijve penis gewreven.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte op een praktisch verlaten begraafplaats - één van de feiten vond nota bene plaats op het graf van de moeder van het slachtoffer - inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze weinig weerbare vrouwen. Verdachte heeft, met voorbijgaan aan de nadelige psychische gevolgen die zijn handelen voor de slachtoffers met zich kunnen brengen, zijn eigen seksuele gevoelens laten prevaleren.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 12 juni 2003 is verdachte al eerder veroordeeld voor strafbare feiten. Tijdens het plegen van de feiten die nu aan de orde zijn verkeerde verdachte bovendien in de proeftijd van een eerder aan hem opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport psycholoog S.M.J. van Zeijl d.d. 15 september 2003. Hieruit blijkt dat verdachte onvoldoende medewerking aan het psychologisch onderzoek heeft verleend, zodat de psycholoog geen uitspraak kon doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte, noch over de kans op herhaling. Wel merkt de psycholoog op dat verdachte naar voren komt als een krenkbare, afwerende man met paranoïde en narcistische trekken, en wordt een gestoorde seksuele ontwikkeling bij verdachte vermoed.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 21 oktober 2003 betreffende verdachte. Hierin wordt onder meer geadviseerd om een voorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen met daar aan gekoppeld als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht en een behandeling bij de "De Waag". De reclassering heeft aangegeven dat verdachte reeds is aangemeld bij "De Waag".
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van die straf als bijzondere voorwaarde voormeld reclasseringstoezicht verbinden, waaronder het volgen van een behandeling bij De Waag. De verdachte heeft zich hierover ter terechtzitting positief uitgelaten.
De vordering van de benadeelde partij.
[slachtoffer], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.250,=.
De rechtbank acht aannemelijk dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht deze schade in ieder geval voor een bedrag groot € 1000,= voor toewijzing vatbaar en zal de vordering dan ook in zoverre toewijzen.
Voor het meer gevorderde geldt dat de vordering in zoverre niet eenvoudig is vast te stellen, zodat de vordering zich in zoverre niet leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij zal voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.000,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
De vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie d.d. 26 september 2003 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 18 februari 2003, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd, die bij voormeld vonnis was opgelegd en die eindigt op 3 maart 2005, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 24c, 36f, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 5 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement
Den Haag, ook indien dat inhoudt het volgen van een behandeling bij "De Waag", of een andere behandeling welke de reclassering zinvol acht, zolang die instelling zulks nodig acht;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zich niet zal begeven of bevinden op de begraafplaats Eikelenburg te Rijswijk behoudens voor de eventuele begrafenis(sen) van (een) kennis(sen) van veroordeelde;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op :11 juni 2003,
in voorlopige hechtenis gesteld op :13 juni 2003;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] deels toe en veroordeelt
verdachte:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], wonende te [adres], een bedrag van € 1000,= met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in
haar vordering tot schadevergoeding, en dat zij haar vordering bij de burgerlijke
rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag
groot € 1000,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het
verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting -
vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet
vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 18 februari 2003, gewezen onder parketnummer 09-900275-02, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Koek, voorzitter,
Van den Boom en Van Wezel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Japenga, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 november 2003.