RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/753285-03
rolnummer 5
's-Gravenhage, 3 november 2003
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond,
Huis van Bewaring Noordsingel,
te Rotterdam.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 oktober 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr W.J. Vroegindeweij, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Barkhuijsen-Venselaar heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding subsidiair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
In het dorp waar verdachte en zijn broer wonen deden al langere tijd geruchten de ronde dat groepen jongeren uit een andere gemeente overlast veroorzaakten op de zogenaamde Geitenwei. Verdachte en zijn broer zijn daarop, na een avond in het café doorgebracht te hebben waar zij extreem veel alcohol tot zich hadden genomen, naar het huis van de broer van verdachte gegaan, waar die broer een jachtgeweer heeft gepakt en twee patronen. Vervolgens zijn zij naar de Geitenwei gegaan, waar groepen jongeren aanwezig waren. Daar aangekomen heeft de broer van verdachte zijn geweer geladen en hebben verdachte en zijn broer een poosje op een bankje zitten kijken. De broer van verdachte is daarop opgestaan, heeft zijn geweer dichtgeklikt, en is naar een groepje jongeren toegelopen, waarna er ruzie is ontstaan, met schermutselingen over en weer, waarbij een van de jongens een tik met de kolf van het geweer van de medeverdachte heeft gekregen. Toen de jongeren zouden weglopen, is er wederom een woordenwisseling ontstaan. De broer van verdachte heeft toen aan verdachte gevraagd: "[verdachte], zal ik schieten"? Toen verdachte "ja" zei, menende dat zijn broer in de lucht zou schieten, heeft de broer van verdachte een van de jongeren van een afstand van rond 10 meter in zijn rug geschoten, waarna deze zwaargewond is neergevallen. Vervolgens zijn verdachte en zijn broer weggelopen, waarbij verdachte het geweer heeft gedragen, dat hij daarna heeft helpen verbergen door het in een sloot te gooien.
De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat hij zich niet heeft gedistantieerd van zijn broer toen deze in zijn huis een jachtgeweer met patronen pakte en meenam naar de plek waar het schietincident plaatsvond, en dat hij desondanks met zijn broer is meegegaan. Door het handelen van verdachte en zijn broer, is een jonge jongen - nog maar 16 jaar - voor zijn leven beschadigd, niet alleen lichamelijk, maar wellicht ook geestelijk. Verdachte heeft, door in beschonken toestand samen met zijn broer op een groepje jongeren af te gaan, de broer voorzien van een geladen vuurwapen waarmee deze vervolgens - nu hij gezien zijn toestand daarover geen controle meer had - daadwerkelijk heeft geschoten, de aanmerkelijke kans genomen dat het vuurwapen niet in de lucht zou schieten, hetgeen zijn bedoeling was, maar eerder af zou gaan. Dat het niet nog erger met het slachtoffer is afgelopen is niet aan verdachte en zijn broer te danken. De rechtbank rekent het verdachte dan ook zwaar aan dat hij bij zijn handelen absoluut geen oog heeft gehad voor de gevolgen van het handelen van hemzelf en zijn broer. Bovendien veroorzaakt het dreigend hanteren van een vuurwapen, temeer indien er daadwerkelijk mee wordt geschoten, grote gevoelens van onveiligheid op straat en in de maatschappij in het algemeen.
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 16 juli 2003 reeds eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het rapport van dr. B.A. Blansjaar, psychiater te 's-Gravenhage, d.d. 26 augustus 2003, dat als conclusies onder meer het volgende inhoudt.
Er zijn bij betrokkene geen aanwijzingen voor psychopathologie in engere zin, noch voor een persoonlijkheidsstoornis. Wel blijken uit het onderzoek aanwijzingen voor alcoholintoxicatie ten tijde van het telastgelegde feit en voor habitueel misbruik van alcohol en mogelijk ook voor afhankelijkheid van alcohol. Betrokkene kan dan ook volledig toerekeningsvatbaar worden geacht voor het telastgelegde. De kans op herhaling van soortgelijke of andere delicten is naar het oordeel van de deskundige in beperkte mate verhoogd, afhankelijk van het verdere beloop van het habituele alcoholmisbruik van betrokkene.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het voorlichtingsrapport van de Justitiële Verslavingszorg van Parnassia Psycho-Medisch Centrum te Leiden d.d. 8 oktober 2003, waarin melding wordt gemaakt van het feit dat er geen plan van aanpak is opgesteld omdat betrokkene geen hulpvraag heeft.
Gelet op het vorenstaande en mede in beschouwing genomen het feit dat de officier van justitie haar eis heeft gebaseerd op het primair telastgelegde, terwijl de rechtbank het subsidiair telastgelegde feit bewezen acht, is de rechtbank van oordeel dat na te melden straf passend en geboden is.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 45, 47en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het hem bij dagvaarding subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
MEDEPLEGEN VAN POGING TOT DOODSLAG;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) JAAR;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 13 juli 2003,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 16 juli 2003;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Krom, voorzitter,
Derijks en De Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van Van den Bosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2003.