ECLI:NL:RBSGR:2003:AN1243

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/75467
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 september 2003 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Opposante, een Iraanse vrouw geboren in 1981, had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Dit beroep was op 14 april 2003 niet-ontvankelijk verklaard omdat de gronden van het beroep niet tijdig waren ingediend. Opposante had een termijn van vier weken gekregen om het verzuim te herstellen, maar dit was niet gebeurd. De rechtbank oordeelde dat de verzending van een herstelverzuimbrief per fax niet voldoende was om aan te tonen dat de opposante op de hoogte was van de termijn. De rechtbank benadrukte dat de risico's van het faxen voor rekening van de verzender komen en dat een verzendbevestiging met de status 'OK' niet als sluitend bewijs kan worden beschouwd voor ontvangst.

Opposante betwistte de verzending van het faxbericht en voerde aan dat zij geen ontvangstjournaal kon overleggen. De rechtbank oordeelde dat de opposante de ontvangst van het faxbericht op niet onaannemelijke wijze had ontkend. Bovendien was er een tijdsverloop van vijf maanden na het verstrijken van de herstelverzuimtermijn, wat het voor opposante moeilijk maakte om bewijs te leveren. De rechtbank concludeerde dat aan opposante geen herstelverzuimtermijn was geboden zoals bedoeld in artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet gegrond, verviel de eerdere uitspraak van 14 april 2003 en werd aan opposante een nieuwe termijn van vier weken geboden om de gronden van het beroep in te dienen. Deze uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Catsburg en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. N. Lont.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
Nevenzittingsplaats Arnhem
Vreemdelingenkamer
Registratienummer: Awb 02/75467
Datum uitspraak: 3 september 2003
Uitspraak
ingevolge artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
in de zaak van
A,
geboren op [...] 1981,
van Iraanse nationaliteit,
opposante,
gemachtigde mr. C.T.B.J. Libosan-Besjes,
tegen
DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE,
Immigratie- en Naturalisatiedienst,
geopposeerde.
Procesverloop
Bij beroepschrift van 2 oktober 2002 heeft opposante beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het besluit van 6 september 2002.
Bij uitspraak van 14 april 2003 heeft de rechtbank het beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard.
Bij verzetschrift van 22 mei 2003 heeft opposante verzet gedaan bij de rechtbank tegen deze uitspraak.
Openbare behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden ter zitting van 8 augustus 2003. Opposante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
De feiten en omstandigheden
1. Opposante is bij per fax aan haar gemachtigde verzonden brief van 4 oktober 2002 een termijn van vier weken geboden om het verzuim te herstellen voor het overleggen van een afschrift van het besluit alsmede voor het indienen van de gronden van het beroepschrift. Deze brief is niet tevens per gewone of aangetekende post verzonden.
De fax is, gelet op het verzendjournaal, verzonden naar het juiste faxnummer van de gemachtigde van opposante met een verzendbevestiging „OK“.
Bij uitspraak van 14 april 2003 is het beroep (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van de gronden binnen de daartoe gestelde termijn.
De beoordeling
2. Het beroep van opposante is (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard, omdat was gebleken dat opposante, ook na geboden gelegenheid tot herstel van verzuim, in strijd met artikel 6:5, eerste lid, van de Awb geen de gronden van het beroep had ingediend binnen de daartoe gestelde termijn.
3. Ingevolge artikel 8:55 van de Awb kan tegen een uitspraak, als bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, van de Awb, verzet worden gedaan bij de rechtbank.
4. Opposante heeft in het verzetschrift aangevoerd dat geen termijn is geboden om het verzuim te herstellen. Opposante betwist de verzending van het faxbericht van 4 oktober 2002. Zij voert aan dat de werkwijze op het kantoor secuur is ten aanzien van binnenkomende faxberichten en dat zij geen ontvangstjournaal van het faxbericht van 4 oktober 2002 meer kan overleggen. Derhalve is het beroep ten onrechte (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard en dient aan opposante alsnog een termijn te worden gegund voor het herstellen van de verzuimen.
5. Op grond van artikel 8:37 van de Awb is verzending van een herstelverzuimbrief per fax toelaatbaar. In dat verband wordt gewezen op artikel 2.3.1 van de Richtlijnen van de vreemdelingenkamer 1998.
6. De risico’s die verbonden zijn aan het per fax verzenden van processtukken, zijn voor rekening van de verzender. Als de ontvangst van een per fax verzonden processtuk door de beoogde ontvanger op niet onaannemelijke wijze niet kan worden bevestigd, dient de verzender de verzending aannemelijk te maken. Een verzendjournaal met de status „OK“ van het verzonden faxbericht is daartoe onvoldoende te achten. Een dergelijke vermelding is wel een indicatie maar geen sluitend bewijs dat het gefaxte document in goede orde is ontvangen. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 mei 2003 (02/5058 ALGEM, LJN-nummmer AH 9153). Hetgeen in die uitspraak is overwogen ten aanzien van processtukken die door rechtzoekenden per fax zijn ingediend, dient van overeenkomstige toepassing te worden geacht indien de rechtbank processtukken per fax verzendt.
7. De rechtbank is van oordeel dat opposante de ontvangst van meergenoemd faxbericht op niet onaannemelijke wijze heeft ontkend. Daarbij is van belang hetgeen door de gemachtigde van opposante is aangevoerd met betrekking tot de werkwijze van het kantoor. Voorts is van belang dat opposante in bewijsnood is gebracht doordat vijf maanden na het verstrijken van de gegeven herstelverzuimtermijn onder toepassing van artikel 8:54 van de Awb uitspraak is gedaan. Dat tijdsverloop vormt in ieder geval één van de factoren op grond waarvan het voor opposante niet mogelijk is om een ontvangstjournaal van de fax van 4 oktober 2002 te overleggen.
8. Onder verwijzing naar hetgeen hierboven is overwogen kan verzending van een herstelverzuimbrief per fax niet aannemelijk worden gemaakt met een verzendbevestiging „OK“. Omdat de brief niet ook op andere wijze is verzonden moet worden geconcludeerd dat aan opposante geen herstelverzuimtermijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb is geboden.
9. Het verzet dient gegrond te worden verklaard. Het beroep is dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk geoordeeld. Mitsdien wordt als volgt beslist.
10. Bij de uitspraak op het beroep zal uitspraak worden gedaan inzake de proceskosten.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart het verzet gegrond;
verstaat dat de uitspraak van 14 april 2003 vervalt en het onderzoek in de zaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond;
bepaalt dat aan opposante een herstelverzuimtermijn wordt geboden voor het indienen van de gronden van het beroep; deze termijn bedraagt vier weken, te rekenen vanaf de dag van verzending van deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2003 in tegenwoordigheid van mr. N. Lont als griffier.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.