ECLI:NL:RBSGR:2003:AM7954

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/43439
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenzaken

In deze zaak gaat het om de onrechtmatige bewaring van eiser, die op 31 juli 2003 in bewaring is gesteld met het oog op zijn uitzetting. De bewaring werd op 7 augustus 2003 opgeheven, maar eiser werd diezelfde dag opnieuw in bewaring gesteld. Eiser betwistte de rechtmatigheid van deze tweede inbewaringstelling, stellende dat deze was gebaseerd op onrechtmatig verkregen informatie uit de eerste procedure. De rechtbank 's-Gravenhage oordeelde dat de eerdere inbewaringstelling onrechtmatig was verklaard, maar dat dit niet automatisch betekende dat de informatie die daaruit was verkregen ook onrechtmatig was. De rechtbank kon niet uitsluiten dat de eerdere inbewaringstelling was opgeheven om procedurele redenen, terwijl de informatie op zichzelf rechtmatig was verkregen. De rechtbank concludeerde dat de tweede inbewaringstelling onrechtmatig was, omdat verweerder geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die deze rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en kende eiser een schadevergoeding toe van € 280,-- voor de dagen die hij onterecht in bewaring had doorgebracht. Tevens werden de proceskosten van eiser, ad € 644,--, aan de Staat der Nederlanden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Almelo
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer
enkelvoudige kamer
regnr.: Awb 03/43439
UITSPRAAK
op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
A,
geboren op [...] 1979 te Paramaribo,
van Surinaamse nationaliteit,
IND nummer: 0308.01.0196,
eiser,
gemachtigde mr. B. Snoeij, advocaat te Amsterdam;
tegen
DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
verweerder,
vertegenwoordigd door mevrouw L.M.F. Verhaegh,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
1. Procesverloop
Op 31 juli 2003 is eiser, met het oog op de uitzetting in bewaring gesteld (op grond van artikel 59, eerste lid aanhef en onder a, Vw 2000). Deze bewaring is met ingang van 7 augustus 2003 opgeheven. Vervolgens is eiser op 7 augustus 2003 opnieuw in bewaring gesteld.
Eiser heeft op 8 augustus 2003 tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
De bewaring is met ingang van 12 augustus 2003 opgeheven.
Het beroep is behandeld ter zitting van 15 augustus 2003. Eiser is niet verschenen, maar heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Standpunten
Eiser heeft de rechtbank verzocht het beroep gegrond te verklaren en schadevergoeding toe te kennen.
Verweerder heeft de rechtbank verzocht het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek om toekenning van schadevergoeding af te wijzen.
3. Overwegingen
Beoordeeld dient te worden of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd zijn.
Eiser stelt dat het thans bestreden besluit is gebaseerd op informatie, die verweerder op onrechtmatige wijze heeft verkregen. De eerdere bewaring is immers door verweerder onrechtmatig verklaard. De gegevens, die in die procedure naar voren zijn gebracht mogen thans niet meer gebruikt worden door verweerder. De rechtbank moet naar zijn mening bij de beoordeling van de tweede bewaring rekening houden met het feit dat de gegevens verkregen zijn uit een eerdere, onrechtmatige bewaring. Verweerder wijst er op dat op grond van een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 4 februari 2003, JV 2003/133, de eerdere inbewaringstelling niet meer ter toetsing van de rechtbank staat en dat uitsluitend getoetst dient te worden of de aansluitende maatregel van bewaring voldoet aan de wettelijke voorwaarden. Naar de mening van verweerder is aan deze voorwaarden voldaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Eiser is op 31 juli 2003 in bewaring gesteld. Middels beroep heeft eisers gemachtigde op 1 augustus 2003 de zaak voorgelegd aan de rechtbank. Op 7 augustus 2003 heeft verweerder de bewaring opgeheven. Vervolgens heeft eiser het beroep ingetrokken en heeft verweerder eiser bij brief van 7 augustus 2003 een schadevergoeding toegekend voor het aantal dagen dat eiser - naar de mening van verweerder onrechtmatig - in bewaring is geweest. Met gebruikmaking van de informatie, verkregen tijdens de eerste bewaring, heeft verweerder vervolgens besloten eiser opnieuw in bewaring te stellen, zij het op een andere grond, te weten artikel 59, tweede lid, Vw 2000.
Eiser stelt dat de door verweerder in de thans bestreden inbewaringstelling gebruikte informatie onrechtmatig is verkregen omdat de eerdere inbewaringstelling door verweerder onrechtmatig is verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft dit niet persé het geval te zijn. Niet ondenkbaar is immers dat de eerdere bewaring door verweerder is opgeheven wegens onrechtmatigheid omdat aan procedurele eisen niet is voldaan terwijl de wijze van verkrijging van de informatie op zichzelf rechtmatig is geweest. Ingevolge de hiervoor genoemde uitspraak van de ABRvS kan de rechtbank in deze procedure de reden van onrechtmatigheid van de eerdere inbewaringstelling echter niet beoordelen. Verweerder heeft ter zitting ook niet kunnen aangeven waarom de eerdere inbewaringstelling is opgeheven. De rechtbank kan daarom niet uitsluiten dat de eerdere inbewaringstelling is opgeheven omdat verweerder de informatie verkregen heeft op een wijze in strijd met artikel 50 Vw 2000.
Wanneer verweerder de - mogelijk - onrechtmatig verkregen informatie gebruikt in een tweede inbewaringstelling die, na opheffing van de eerste bewaring in verband met de onrechtmatigheid daarvan heeft plaatsgevonden, en niet gebleken is van nieuwe feiten of omstandigheden, is naar het oordeel van de rechtbank, behoudens bijzondere omstandigheden, die tweede inbewaringstelling onrechtmatig. Een andere opvatting, inhoudende dat de rechtmatigheid van de informatie niet kan worden beoordeeld omdat de eerdere inbewaringstelling niet ter toets van de rechtbank staat, zou de rechterlijke toetsing van de tweede inbewaringstelling immers illusoir maken. Informatie, die verkregen zou zijn in een eerdere bewaring, die later opgeheven is omdat de staandehouding heeft plaatsgevonden zonder redelijk vermoeden van illegaal verblijf, zou in dat geval immers zonder rechterlijke toetsing in een tweede inbewaringstelling kunnen worden gebruikt. Dat is niet in overeenstemming met de wet.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de thans bestreden maatregel van bewaring onrechtmatig is. Het beroep is derhalve gegrond.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er, alle omstandigheden, waaronder de levensomstandigheden van eiser, in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om hem ten laste van de Staat een schadevergoeding toe te kennen van € 70,-- per dag voor de dagen die hij vanaf 7 augustus 2003 heeft doorgebracht in het huis van bewaring. Dit betekent dat een schadevergoeding van € 280,-- ( 4x70) zal worden toegekend.
Omdat het beroep gegrond wordt verklaard bestaat aanleiding verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door de eiser gemaakte proceskosten ad € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting), onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
4. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- kent aan eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe van € 280,--;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.B. Elferink en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. Akfidan - Turan als griffier op 22 augustus 2003
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen een week na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's -Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 22 augustus 2003
De voorzitter van de rechtbank 's-Gravenhage beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van € 280,-- .
Aldus gedaan door mr. W.M.B. Elferink, fungerend voorzitter op 22 augustus 2003