ECLI:NL:RBSGR:2003:AM3133
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Verblijf van alleenstaande minderjarige vreemdeling en zorgplicht van meerderjarige zus
In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening en de beoordeling van de verblijfsvergunning voor een alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv) uit de Democratische Republiek Congo (DRC). Verzoekster, een tienjarig meisje, heeft geen recht op een verblijfsvergunning omdat haar meerderjarige zus in Nederland verblijft. De verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, stelt dat de zus verantwoordelijk is voor de verzorging van verzoekster. De voorzieningenrechter oordeelt dat het beleid van de verweerder niet onredelijk is, maar dat de specifieke omstandigheden van deze zaak vragen oproepen over de zorgplicht van de zus en de mogelijkheden voor adequate opvang in de DRC.
De rechter stelt vast dat de zus, die zelf als amv naar Nederland is gekomen, niet kan worden verplicht om adequate opvang voor verzoekster in de DRC te regelen. De voorzieningenrechter wijst erop dat het beleid van de verweerder niet voorziet in situaties waarin het op voorhand zinloos is om adequate opvang te regelen. De rechter concludeert dat de verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen gebruik is gemaakt van de inherente afwijkingsbevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechter oordeelt dat de belangen van het kind, zoals vastgelegd in artikel 3 van het IVRK, niet voldoende zijn meegewogen in de beslissing van de verweerder. De voorzieningenrechter verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden beschikking en gelast de verweerder opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster.