ECLI:NL:RBSGR:2003:AM3093
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een visumaanvraag op basis van onvoldoende middelen van bestaan
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 26 augustus 2003 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een visumaanvraag door de Minister van Buitenlandse Zaken. Eiser, een Iraanse nationaliteit, had op 2 november 2002 een aanvraag ingediend voor een visum voor familiebezoek aan zijn zoon. De aanvraag werd op 10 december 2002 afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 18 februari 2003 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep op 17 maart 2003.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 augustus 2003, waarbij de referent van eiser aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd was door een ambtenaar van het Ministerie van Justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de visumaanvraag was gebaseerd op het ontbreken van duurzaam inkomen van de referent. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom het inkomen van de referent niet als duurzaam kon worden aangemerkt, vooral gezien het feit dat de referent een jaarcontract had en op het moment van de aanvraag over voldoende middelen van bestaan beschikte.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de bestreden beschikking niet berustte op een deugdelijke motivering en heeft deze vernietigd. Tevens heeft de rechtbank de verweerder opgedragen om een nieuwe beschikking te geven met inachtneming van deze uitspraak en heeft de Staat der Nederlanden aangewezen als rechtspersoon om het griffierecht aan eiser te voldoen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.