ECLI:NL:RBSGR:2003:AL8270
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep tegen afwijzing tewerkstellingsvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 juli 2003 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een tewerkstellingsvergunning voor eiser, die door zijn werkgever was aangevraagd. De werkgever had op 28 mei 2001 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 5 februari 2002 afgewezen. Tegen deze afwijzing werd een bezwaarschrift ingediend, maar de rechtbank constateerde dat noch de werkgever, noch de gemachtigde van eiser, mr. J.P.H. Thissen, ter hoorzitting was verschenen. Dit leidde tot de conclusie dat eiser niet had voldaan aan de vereisten om beroep in te stellen, zoals vastgelegd in artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat eiser redelijkerwijs niet verweten kon worden dat hij geen bezwaar had ingesteld tegen de afwijzing van de tewerkstellingsvergunning. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank benadrukte dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift vier weken bedraagt na de verzending van de uitspraak door de griffier. Eiser had in dit geval niet tijdig bezwaar gemaakt, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van zijn beroep. De rechtbank oordeelde verder dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling, maar dat er wel een onjuist griffierecht was geheven. Het teveel betaalde griffierecht van € 109 zou aan eiser worden teruggestort. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M.M. Meijers, en partijen werd gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.