ECLI:NL:RBSGR:2003:AL1741
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vreemdelingenbewaring en schadevergoeding na onvoldoende voortvarendheid van de overheid
In deze zaak gaat het om de onrechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van eiser, een Chinese nationaliteit, die op 31 december 2002 in bewaring is gesteld. De rechtbank te 's-Gravenhage oordeelt dat de overheid onvoldoende voortvarendheid heeft betracht in de behandeling van de laissez passer-aanvraag van eiser. Op 2 mei 2003 was de overheid al op de hoogte van de negatieve beslissing van de Chinese autoriteiten, maar pas op 5 juni 2003 werd eiser gehoord. De rechtbank concludeert dat de overheid had moeten handelen binnen veertien dagen na het negatieve bericht, wat niet is gebeurd. Hierdoor wordt de bewaring na 16 mei 2003 als onrechtmatig aangemerkt.
De rechtbank overweegt dat er geen omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de bewaring voortduurt, en dat eiser niet kan worden verweten dat hij niet heeft meegewerkt aan het onderzoek. De rechtbank wijst erop dat de vergissing met het huisnummer niet kan worden aangemerkt als een reden voor het voortduren van de bewaring. Eiser heeft recht op schadevergoeding voor de periode dat hij onterecht in bewaring is gehouden. De rechtbank kent een schadevergoeding toe van € 2.660,00 voor de 38 dagen dat eiser in het huis van bewaring heeft doorgebracht.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, heft de maatregel van bewaring op en veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de proceskosten. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open. De uitspraak is gedaan door rechter B.I. Klaassens en griffier H.J. de Groot op 24 juni 2003.