1. B (hierna: B), de biologische moeder van verzoekster, geboren op [...] 1953, is op 29 juli 1971 gehuwd met D (hierna: D), de vader van verzoekster, geboren op [...] 1947.
2. B is in 1973 naar Nederland gekomen. De ouders hebben ieder een verblijfstitel voor onbepaalde tijd. In 1993 is B naar Turkije teruggekeerd om aldaar, op [...] 1993, te bevallen van verzoekster.
3. Twee maanden na de bevalling is B naar Nederland teruggekeerd, verzoekster achterlatende bij haar grootmoeder van moederszijde (m.z.). In de gronden van het beroepschrift d.d. 17 november 2000 èn in de onderhavige procedure is weliswaar naar voren gebracht dat niet deze grootmoeder maar C (hierna: C), de stiefmoeder van verzoekster, verzoekster heeft opgevoed, doch ter zitting heeft verzoekster, desgevraagd, bevestigd dat zij door haar grootmoeder m.z. is opgevoed.
4. Op 7 mei 1997 is door de rechtbank te Utrecht de echtscheiding tussen B en D uitgesproken, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de ouders gezamenlijk belast zouden blijven met de uitoefening van het ouderlijk gezag over de in Nederland wonende broers van verzoekster. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om over het gezag over verzoekster te beslissen, daartoe overwegende dat uit de overgelegde stukken is gebleken dat verzoekster haar gewone verblijfplaats buiten Nederland heeft.
5. Op 17 september 1997 is D met C in het huwelijk getreden.
6. C heeft op 24 september 1997 een mvv-aanvraag ingediend met als doel 'verblijf bij echtgenoot'.
7. Ten behoeve van verzoekster heeft zij op diezelfde datum een mvv-aanvraag met als doel 'gezinshereniging bij ouder' ingediend.
8. Op 22 oktober 1997 is aan beiden een machtiging tot voorlopig verblijf geweigerd. Uit de stukken blijkt dat verzoekster daarbij werd aangemerkt als "haar zoon A".
9. Op 28 januari 1998 heeft de korpschef, uitsluitend ten aanzien van C, een positief advies uitgebracht omtrent de afgifte van een mvv - met als doel 'verblijf bij echtgenoot'.
10. Uit de stukken blijkt niet op welke grond(en) aan verzoekster alstoen geen mvv is verleend. Dàt deze niet is verleend leidt de rechtbank af uit het volgende;
11. Op enig moment nadien heeft B ten behoeve van verzoekster, in het kader van gezinshereniging, een mvv aangevraagd. De rechtbank leidt dit af uit het gegeven dat de korpschef ten aanzien van verzoekster op 28 januari 1998 een negatief advies heeft uitgebracht omtrent de afgifte van een mvv, op de navolgende gronden: verbreking van de gezinsband, onvoldoende middelen van bestaan bij referente en onduidelijkheid over het gezag en de verblijfplaats van verzoekster - bij vader dan wel bij moeder.
12. Desalniettemin is verzoekster - tezamen met B, althans zo is in de nadere aanvulling op het beroepschrift d.d. 28 maart 2001 aangegeven - op 20 april 1998 Nederland ingereisd. Sindsdien woont zij in gezinsverband, tezamen met haar broer E, geboren op [...] 1988, bij B, in een appartement in het zelfde flatgebouw waar haar andere broer, F, geboren op [...] 1990, in een ander appartement in gezinsverband woont met de vader en stiefmoeder van verzoekster, C, alsmede met de uit dit huwelijk op [...] 1999 geboren G.
13. Verzoekster volgt sinds 20 april 1998 onafgebroken basisonderwijs, thans in groep vijf.
14. Op 14 mei 1998 heeft B ten behoeve van verzoekster een aanvraag ingediend om verlening van een vergunning tot verblijf met als doel 'verblijf bij moeder B'. Bij beschikking van 10 juni 1998 heeft verweerder deze aanvraag, uitvoerig gemotiveerd, niet ingewilligd wegens het ontbreken van een mvv. Het tegen deze beslissing ingediende bezwaarschrift is bij beschikking van 5 september 2000 ongegrond verklaard. Bij brief van 2 oktober 2000 heeft verzoekster tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. De zaak is door de rechtbank 's-Gravenhage, zittinghoudende te Rotterdam, behandeld ter zitting van 25 november 2001. Bij uitspraak van 23 december 2002 heeft deze rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
15. Op 20 februari 2003 heeft verzoekster de onderhavige aanvraag ingediend.