ECLI:NL:RBSGR:2003:AI1547
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- J.S.W. Holtrop
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van eiser aan de Verenigde Staten en de gevolgen voor zijn gezinsleven
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 augustus 2003 uitspraak gedaan in een kort geding over de uitlevering van eiser aan de Verenigde Staten. Eiser, die in Nederland gedetineerd was, heeft betoogd dat recente ontwikkelingen in de VS, waaronder een deal met medeverdachten, zouden moeten leiden tot een afwijzing van het uitleveringsverzoek. De gedaagde, de Staat der Nederlanden, heeft echter aangevoerd dat er geen basis is voor de vordering van eiser, omdat de Amerikaanse autoriteiten hebben aangegeven dat de 'plea offers' niet hebben geleid tot 'plea agreements'. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vordering van eiser niet kan worden toegewezen, omdat de door hem geschetste recente ontwikkelingen niet voldoende zijn om de uitlevering te blokkeren.
De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat de uitlevering van eiser in strijd zou zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) vanwege de onmenselijke straf die hem in de VS te wachten staat. De gedaagde heeft echter betoogd dat een hoge straf op zich niet kan worden aangemerkt als foltering of onmenselijke behandeling. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat zijn staatloosheid een belemmering vormt voor uitlevering, en de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de inmenging in het recht op gezinsleven van eiser gerechtvaardigd is, gezien de omstandigheden van de zaak.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de gedaagde in redelijkheid tot uitlevering van eiser heeft kunnen beslissen. De vordering van eiser is afgewezen en hij is veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 1.259,50, inclusief griffierecht. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, waarbij de voorzieningenrechter de belangen van zowel eiser als de Staat der Nederlanden heeft afgewogen.